Startopdracht en taak 1

Disk thema 10: Uiterlijk
Deze twee weken werken wij met Disk aan thema 10: Uiterlijk
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Disk thema 10: Uiterlijk
Deze twee weken werken wij met Disk aan thema 10: Uiterlijk

Slide 1 - Tekstslide

Uiterlijk 
Wat bedoelen we met het woord Uiterlijk?

Alles wat je aan de buitenkant van iemand kan zien.

Slide 2 - Tekstslide

Het uiterlijk
Als je iets zegt over het uiterlijk van iemand, dan kan dit 
positief (goed) of negatief (slecht) zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Het uiterlijk van mevrouw Marieke

Slide 4 - Woordweb

Het uiterlijk
  • de kleding
  • de kleur van de kleding
  • de stof van de kleding 
  • hoe lang iemand is
  • kleur haar
  • kleur ogen

Slide 5 - Tekstslide

Je mening geven over iemands uiterlijk
Je kan zeggen wat je ziet van iemands uiterlijk.

Daarna kan je ook zeggen wat je daar van vindt.

Slide 6 - Tekstslide

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 7 - Open vraag

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 8 - Open vraag

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 9 - Open vraag

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 10 - Open vraag

Wie beschrijf ik? Schrijf de naam van de leerling op.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Link

Opdracht 1
Werk in tweetallen. Je gaat raden wat de andere leerling vindt. Schrijf je antwoorden op het papier. Als je allebei klaar bent, bespreek je de antwoorden. Klopte dat wat je dacht?

Slide 13 - Tekstslide

De vragen
  1. Welke kleuren draagt hij/zij graag?
  2. Vindt hij/zij kleren belangrijk?
  3. Vindt hij/zij merkkleding belangrijk?
  4. Waaraan geeft hij/zij het meeste geld uit? (broeken, t-shirts, schoenen, make-up etc.) 
  5. Gaat hij/zij vaak naar de kapper? 
  6. In welke winkels koopt hij/zij graag kleren, schoenen, make-up of iets anders?
  7. In welke winkel zou hij zij nooit iets kopen? Waarom niet? 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2A
Vul op de lijntjes een kleur in.
Ik vind ---------- mooi.
Ik vind ---------- mooier.
Ik vind ---------- het mooist.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2B
Vul op de lijntjes de naam van een winkel in.
  
Ik koop vaak kleding bij ________
Ik koop vaker kleding bij _______
Ik koop het vaakst kleding bij __________

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2C
Vul op de lijntjes een kledingstuk in.
Ik geef veel geld uit aan
________
Ik geef meer geld uit aan
______
Ik geef het meeste geld uit aan_______________ 

Slide 17 - Tekstslide