In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
LESPROGRAMMA
herhalen M+H
Lezen + uitleg § 4.4 H
M Zelfstandig werken
Toets doornemen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welzijn
Welvaart
Hoog BBP/hoofd
Naar school gaan
Voldoende voedsel kunnen kopen
Toegang tot zorg
Op vakantie kunnen
Een auto hebben
Slide 3 - Sleepvraag
Hoe ontwikkeld een land is, kun je vaak weten door te kijken naar de beroepsbevolking. Wat voor soort werk doen de mensen?
Centrum
Periferie
Semi-periferie
Tertiaire sector (dienst)
Secundaire sector (industrie)
Primaire sector (landbouw)
Slide 4 - Sleepvraag
Hieronder staan een zin. Welk woord / begrip past daarbij? De verschillen tussen arm en rijk zijn in dit land wel erg groot
A
Informele sector
B
Regionale ongelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Formele sector
Slide 5 - Quizvraag
Hieronder staan een zin. Welk woord / begrip past daarbij? Dit telt niet mee in het BBP
A
Informele sector
B
Regionale ongelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Formele sector
Slide 6 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de stelling:
In het noorden van Nigeria kunnen veel mensen niet lezen en schrijven, waardoor zij een lager inkomen verdienen dan de beter opgeleide mensen in het zuiden van Nigeria.
A
Alfabetiseringsgraad
B
Sociale ongelijkheid
C
Regionale ongelijkheid
D
Informele sector
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn grondstoffen?
A
aardolie, aardgas, hout en water
B
hout, water, aardolie en aluminium
C
benzine, aardgas, water en hout
D
zonne-energie, water, wind en aardgas
Slide 8 - Quizvraag
Deze foto gaat over de informele sector. Hoe zie je dat op de foto? Vul jouw antwoord in op de volgende dia.
Slide 9 - Tekstslide
De foto op de vorige dia gaat over de informele sector. Hoe zie je dat op de foto?
Slide 10 - Open vraag
Beantwoord deze vraag op de volgende dia
Slide 11 - Tekstslide
Veel inwoners van McAllen gaan shoppen in Reynosa. Waarom is dat voor hen aantrekkelijker dan te winkelen in hun eigen woonplaats?
Slide 12 - Open vraag
samen lezen 4.4
blz. 168
LAPTOP DICHTTTTTTTTTTT
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Nederland is qua oppervlakte.....
A
klein in de wereld
B
groot in de wereld
Slide 28 - Quizvraag
Nederland is qua landbouwproductie.....
A
klein in de wereld
B
groot in de wereld
Slide 29 - Quizvraag
Nederland is qua internationale handel
A
klein in de wereld
B
groot in de wereld
Slide 30 - Quizvraag
Bedrijven die in Nederland gevestigd zijn noemen we multinationals. Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 31 - Quizvraag
In Nederland werken de meeste mensen in de....
A
landbouw
B
industrie
C
diensten
Slide 32 - Quizvraag
In Nederland is de welvaart en het welzijn....
A
hoog
B
laag
Slide 33 - Quizvraag
In Nederland is de regionale en sociale ongelijkheid...
A
groot
B
klein
Slide 34 - Quizvraag
De Nederlandse handelsbalans is....
A
positief
B
negatief
Slide 35 - Quizvraag
Nederland is .... lagelonenland.
A
wel een
B
geen
Slide 36 - Quizvraag
Als er bij het maken van een product veel mensen nodig zijn, dan noemen we dat......
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief
Slide 37 - Quizvraag
Als er bij het maken van een product veel mensen nodig zijn, dan noemen we dat......