Blok 2 Grammatica 2.6, 2.7

Blok 2 Grammatica
  • Pak je spullen.
  • Telefoon in telefoontas.
  • Log in bij Lesson up
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 2 Grammatica
  • Pak je spullen.
  • Telefoon in telefoontas.
  • Log in bij Lesson up

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Tekstslide

Uit welke twee zinsdelen bestaat de basiszin?

Slide 3 - Open vraag

Maak een zin met 4 zinsdelen.

Slide 4 - Open vraag

Welke vraag stel je als je het onderwerp zoekt?

Slide 5 - Open vraag

Persoonsvorm?
Hij is dit jaar blijven zitten.

Slide 6 - Open vraag

Wwg?
De kat is uit de boom gevallen.

Slide 7 - Open vraag

Onderwerp?
Moesten jullie je niet melden bij de receptie?

Slide 8 - Open vraag

Hoeveel zinsdelen?
Wie doet de boodschappen in de koelkast?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 9 - Quizvraag

Splitsbare werkwoorden
Soms kan de persoonsvorm gesplitst in de zin voorkomen.
Voorbeeld: 
Ruben /ruimt /zijn kamer /op.
Ruimt en op horen bij elkaar, dus vormen ze één zinsdeel.

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen?
Ruben ruimt zijn kamer op.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen?
De opa haalt zijn kleinzoon op.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 12 - Quizvraag

Tim neemt vanmiddag een heerlijk broodje mee.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quizvraag

Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
Lidwoorden (lw): de, het, een
Zelfstandig naamwoorden (znw): gebruik je voor mensen, dieren, planten en dingen. Je kunt er een lidwoord voorzetten.
Voorbeeld: blad - het blad

Slide 14 - Tekstslide

meervoudsvorm en verkleinwoord
Van de meeste zelfstandig naamwoorden kun je een meervoudsvorm en een verkleinwoord maken.
voorbeeld: het blad - de bladeren - het blaadje

Slide 15 - Tekstslide

Welk lidwoord gebruik je altijd bij meervoud?
A
de
B
het
C
een

Slide 16 - Quizvraag

Welk lidwoord gebruik je altijd bij verkleinwoorden?
A
de
B
het
C
een

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van potlood?

Slide 18 - Open vraag

Meervoud van mes?

Slide 19 - Open vraag

Meervoud van verrekijker?

Slide 20 - Open vraag

Verkleinwoord van tapijt?

Slide 21 - Open vraag

Verkleinwoord van verrekijker?

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag!
Maak opdracht 9 t/m 13
Klaar?
Ga verder met je verhaal!

Succes!

Slide 23 - Tekstslide