Aardrijkskunde 1: huizen in andere landen

Aardrijkskunde: huizen in andere landen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Aardrijkskunde: huizen in andere landen

Slide 1 - Tekstslide

Zorg ervoor dat leerlingen allemaal beschikken over een eigen device en dat de app van Lesson Up is gedownload op alle devices. Deel de presentatie met de klas, zodat ze interactief mee kunnen doen.

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wonen mensen in andere landen in andere huizen dan die van ons?

Slide 3 - Open vraag

Terugblik-fase (DIM)

Doel: activeren van voorkennis. Wat weten de leerlingen al over verschillende huizen in de wereld?

In deze slide wordt een open vraag gesteld om erachter te komen wat leerlingen al weten. Leerlingen doen allemaal mee met hun Ipad en voeren hun antwoorden op de vragen in in hun Lesson-up app. De antwoorden verschijnen op het bord. Je kunt kort even in gesprek gaan over de antwoorden van de leerlingen. 
Na deze les weet ik:
  • In wat voor huizen mensen over de wereld wonen
  • Waarom veel huizen er verschillend uitzien
Huizen...
Huizen zijn er in allerlei vormen en maten. 
We hebben het de vorige les gehad over rijtjeshuizen, kastelen, villa's, flats, appartementen maar er zijn er nog meer! 
In welke zou jij wel willen wonen? 
En in welk huis absoluut niet? 

Slide 4 - Tekstslide

Oriëntatiefase  (DIM)

Vertel de leerlingen wat ze gaan leren deze les (de lesdoelen). 
Door op de oog-button te klikken vind je nog wat extra informatie. Onder het vraagteken button wordt gevraagd in welk huis de leerlingen zouden willen wonen.
Huis op palen
In een land waar veel water is, wonen mensen in een huis op palen. Als ze ergens heen willen stappen ze in een bootje.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grotwoning
Het is niet makkelijk om koel te blijven als je in de woestijn woont. Tenzij je een ondergronds huis bouwt. 's Nachts vriest het flink in de woestijn, maar niet in een grotwoning. Daar is de temperatuur overdag en 's nachts precies hetzelfde.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krotten
Mensen die arm zijn, bouwen een huis met gevonden spullen, bijvoorbeeld afvalhout, doeken en golfplaten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iglo
Veel mensen denken dat mensen in de poolgebieden in iglo's wonen. Maar dat is niet zo. Vroeger wel. Als eskimo's of Inuit op jacht gingen in de winter, dan bouwden ze een sneeuwhut waarin ze konden slapen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nomadentent
Vroeger woonden er mensen in een tent, zoals Indianen in een tipi of wigwam. Nu wonen alleen mensen die rondtrekken in een tent, zij heten nomaden. De tent wordt ook wel een joert genoemd.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wolkenkrabber
Wolkenkrabbers zijn zo hoog dat je denkt dat je de wolken kan aanraken. Je ziet wolkenkrabbers veel in grote steden, maar de hoogste staan in Dubai.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Batakhuizen
Batakhuizen zijn traditionele huizen. Onder het huis is vaak de stal voor de buffels. Dit zorgt voor veel warmte in het huis.

Slide 11 - Tekstslide

Uitlegfase (DIM)
Links zien jullie traditionele Batak huizen op het Samosir eiland. Dat is een eiland in het Toba meer op Sumatra, in Indonesië. Onder het huis is vaak de stal voor de buffalo. Dit zorgt voor veel warmte in het huis.
Azië zijn echter veel verschillende huizen. In sommige landen is het warm en zijn de huizen bijvoorbeeld van hout gemaakt. Ook zijn er plekken waar het minder warm is, bijvoorbeeld plekken in Japan en China. Daar zijn de huizen dan vaak van steen, omdat dat warmer is. 
Siheyuan
Een siheyuan is een vierkante binnenplaats. In elk deel van het huis wonen famieleden. De binnenplaats staat vol met planten. De poortdeur is felrood geschilderd, dat brengt geluk.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  1. Je werkt alleen of met tweetallen. Iedereen kiest een huis.
  2. Over het huis ga je informatie opzoeken.
  3. Gebruik voor het zoeken de website Wikikids/Wikipedia of de boeken
  4. De informatie die je vindt over de huizen zet je in een woordweb
  5. Daarna laten we aan elkaar onze woordwebben zien

Slide 13 - Tekstslide

Begeleide inoefening (DIM)

Leg de opdracht uit aan de leerlingen. Je kunt er als leerkracht zelf voor kiezen de leerlingen groepjes te laten maken of zelf groepjes te maken. Elk groepje heeft een a4 nodig en een potlood/pen. Zorg ervoor dat je vooraf landen hebt uitgekozen waar makkelijk informatie over is te vinden. 
Wat moet in je woordweb?
1. Waarom zien de huizen er zo uit?
2. Waar zijn de huizen van gemaakt?
3. Waar op de wereld staan deze huizen? (welk klimaat is het daar, hoe ziet de omgeving eruit, zijn de mensen er arm of rijk?)
4. Wie woont er in dit huis?
5. Interessante weetjes


Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (DIM)

In het woordweb kunnen de leerlingen de 3 onderdelen verwerken die in de dia zijn weergegeven. In het midden van het woordweb komt het land, daaromheen de kenmerken van de huizen in dat land. Bespreek duidelijk het voorbeeld. Maak groepjes, geef de leerlingen en land en het materiaal, en dan kunnen ze aan de slag!
Voorbeeld
het huis kan varen en ligt in water
het huis is laag, zodat het onder bruggen door kan varen
Nederland, Engeland, plaatsen met kanalen of grachten 
Ark > beton met hout, kunststof of steen
Schark > metalen onderkant
Woonschip > oud binnenvaartschip
bewoners kunnen arm of rijk zijn

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet in je woordweb?
1. Waarom zien de huizen er zo uit?
2. Waar zijn de huizen van gemaakt?
3. Waar op de wereld staan deze huizen? (welk klimaat is het daar, hoe ziet de omgeving eruit, zijn de mensen er arm of rijk?)
4. Wie woont er in dit huis?
5. Interessante weetjes


timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (DIM)

In het woordweb kunnen de leerlingen de 3 onderdelen verwerken die in de dia zijn weergegeven. In het midden van het woordweb komt het land, daaromheen de kenmerken van de huizen in dat land. Bespreek duidelijk het voorbeeld. Maak groepjes, geef de leerlingen en land en het materiaal, en dan kunnen ze aan de slag!
Laat maar zien!

Vertel aan de klas wat je hebt gemaakt en wat je te weten bent gekomen over jouw/jullie type huis.
timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie (DIM)

De kinderen presenteren kort in een paar minuten hun woordweb en vertellen wat voor soort huizen er in hun land te vinden zijn, waarom ze er zo uitzien en waar ze van zijn gemaakt. 
Huizen in verschillende landen
* Overal ter wereld wonen mensen in huizen, maar elk huis is anders
* Veel mensen kijken naar de plek en het klimaat hoe ze hun huis gaan bouwen
* Ook de (kosten van) het bouwmateriaal hebben invloed op hoe een huis eruit ziet
* Ook cultuur speelt een rol

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hebben we het doel behaald?
Na deze les weet ik:
1. In wat voor huizen mensen over de wereld wonen
2. Waarom veel huizen er verschillend uitzien

Slide 20 - Tekstslide

Evaluatie (DIM)

Is het doel van de les behaald? Evalueer hierop met de leerlingen.