dond 1 juni Les 38 Poëzie

Betekenis toevoegen
Door het gebruik van stijlfiguren, beeldspraak, opvallende woorden of woorden met meerdere betekenissen, kan de dichter inhoud aan zijn gedicht toevoegen.
De dichter schrijft niet letterlijk wat hij bedoelt, maar je kunt de betekenis opmaken uit de combinatie van tekst en vorm
De schrijver kan zinnen op bepaalde plaatsen afbreken en op een nieuwe regel beginnen: enjambement
Soms zijn er ook expres witregels.

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Betekenis toevoegen
Door het gebruik van stijlfiguren, beeldspraak, opvallende woorden of woorden met meerdere betekenissen, kan de dichter inhoud aan zijn gedicht toevoegen.
De dichter schrijft niet letterlijk wat hij bedoelt, maar je kunt de betekenis opmaken uit de combinatie van tekst en vorm
De schrijver kan zinnen op bepaalde plaatsen afbreken en op een nieuwe regel beginnen: enjambement
Soms zijn er ook expres witregels.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom havo 3A!
Pak erbij:
laptop en log in op LessonUp
Schrift, pen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag donderdag 1 juni


Poëzie (les 37 en 38)
Boekopdracht (uitdelen)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
R: Ik weet straks wat poëzie is en welke vormkenmerken er zijn.

Ik ken de verschillende rijmsoorten. 

I: Ik kan straks zelf een gedicht schrijven dat voldoet aan poëtische vormkenmerken.



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste verschil tussen poëzie en proza?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Poëzie en proza
bladspiegelverdeling, de vorm van poëzie

Er zijn verschillende vormkenmerken van poëzie.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijm
eindrijm 
alliteratie (medeklinkerrijm)
assonantie (klinkerrijm)
volrijm
gelijkrijm (rijk rijm)
Voorbeelden komen hierna

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindrijm
de laatste woorden rijmen

plukken-bukken
veren-kleren
kon-zon
snel-wel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf zelf een voorbeeld van twee versregels regels die eindrijm bevatten

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

alliteratie
woorden beginnen met dezelfde medeklinkers

vissen-vliegen
ze-zweven
riffen-ravijnen
wier-waardoor-wuivende
koralen-krabbetjes


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf zelf een voorbeeld van twee woorden die allitereren

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Assonantie
Woorden hebben dezelfde klinkers

mijn-zijn
struin-buiten
nog-rond

raam-na-raam-na-raam-na-raam-gaan-aan-straat-later-verhaal-schaduwstraattheater



Tip: Let op de klank/vocaal

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf zelf een voorbeeld een versregel met assonantie erin

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volrijm
binnen een regel rijmen de woorden

drietjes-knietjes

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf zelf één versregel met volrijm

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

gelijkrijm
ookwel rijk rijm

het hele eerste woord zit in het tweede:
heppie, heppie, heppie

Slide 18 - Tekstslide

1 lesuur: tot hier gekomen, maar gelijkrijm en volrijm nog niet echt goed besproken. 
Schrijf zelf één versregel met gelijkrijm

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Alleen als je voldoende tijd hebt. Dit onderdeel verwart leerlingen vaak.
Leerdoelen 
R: Ik weet nu wat poëzie is en welke vormkenmerken er zijn.

I: Ik kan nu zelf een gedicht schrijven dat voldoet aan poëtische vormkenmerken.


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
R: Ik weet wat poëzie is en welke vormkenmerken er zijn.

T1: Ik kan poëtische kenmerken in een gedicht herkennen
T2: Ik kan van een gedicht uitleggen hoe vorm en inhoud bij elkaar aansluiten.

I: Ik kan zelf een gedicht schrijven dat voldoet aan poëtische vormkenmerken.


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je je herinneren van de vorige les?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Klank en ritme
rijm: verschillende soorten
ritme: metrum
vorm: regels en strofen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsbouw
Soms formuleert een schrijver niet-grammaticale zinnen. of goochelt hij met zinsbouw. Die zinnen vallen dan extra op.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typografie
het gebruik van verschillende lettertypen en zetwijzen (cursief, vetgedrukt)
en de lay-out

Als de typografie echt belangrijk is dan noem je het gedicht een typografisch gedicht of een figuurgedicht.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak zelf
Schrijf een gedicht 

maak gebruik van de vormkenmerken

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
R: Ik weet nu wat poëzie is en welke vormkenmerken er zijn.

T1: Ik kan nu poëtische kenmerken in een gedicht herkennen
T2: Ik kan nu van een gedicht uitleggen hoe vorm en inhoud bij elkaar aansluiten.

I: Ik kan zelf een gedicht schrijven dat voldoet aan poëtische vormkenmerken.


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Zoek uit wat de regels zijn bij de volgende type gedichten: 
- Elfje
- Haiku
- Limerick 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boekopdracht
Let op: 
volgende week woensdag, 7 juni, so over de boekopdracht. Hierna krijg je feedback én verbeter je je eigen toets. 

Wat bereid je voor: lees de opdracht door en bestudeer nog eens les 39 en 40.  

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies