Fonetiek

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1

Fonetiek

Hoe maak ik verschillende klanken?

TH , W en R klank

1 b/k/gl

Hoe praten mensen?

Doelen

• Ik weet hoe ik klanken maak.
• Ik weet hoe de "th" en "w" en "r" in het Engels uitgesproken worden.
•  Ik weet hoe de praktische toets van Engels er uit ziet.

Dialecten

In dit filmpje vertelt Jochem Meijer over kenmerken van Nederlandse dialecten.

Luister goed naar de kenmerken die hij benoemt, je krijgt 3 vragen wanneer het filmpje is afgelopen.

Wat doen tukkers (iemand uit Twente) bij het woord 'Zebra'?

1. Ze maken de 'ee' heel lang.
2. Ze maken de 'aa' heel lang
3. Ze maken de 'ee' en de 'aa' heel lang

Wie spreekt er met een "natte T" ?

1. Limburgers
2. Groningers
3. Friezen
4. Brabanders

Wie spreekt er met 'huppeltjes' in de klanken?

1. Limburgers
2. Groningers
3. Friezen
4. Brabanders

Hoe maak je klanken?

Tong

Lippen

Stembanden

Op welke 3 manieren maak je klanken?

Moeilijke klanken voor Nederlanders                                        TH

• Zacht: zet je tong tegen je boventanden en laat de lucht er langs lopen.
• Hard: Zet je tong tegen je boventanden en gebruik je stembanden (zzz) geluid.

Oefen in tweetallen de volgende woorden:

Moeilijke klanken voor Nederlanders                                        W

De Engelse 'W' klinkt als de Nederlandse 'Oe'. Je lippen maken een 'kusje'

When = Oe'en

What = Oe'at 

Oefen in tweetallen de volgende woorden:

American

oRdeR some buRgers and beeRs at the baR

British

Oohdeh some Buhgehs and Beehs at the Baah 

Leerdoelen

• Ik kan in het Engels vragen stellen met vraagwoorden.
• Ik pas de 'present simple' (shit regel) toe.
• Ik spreek de 'th' en de "w" klank goed uit.
  
  

Wat? Geef een interview voor de klas.

Wie? Tweetallen (drietallen vragen bij de docent)

Tijd? Deze en volgende les voorbereiden, volgende week presenteren.

Hulp? Je mag een spiekbriefje meenemen met steekwoorden ( max. 20 woorden per persoon)

 

Hoe?

1. Schrijf samen 4 interview vragen  in het Engels uit waardoor je iemand en zijn familie beter leert kennen. Gebruik Stones 1, 2 en 3 en Grammar 3 op blz 84 en 85.
   
   Let op! Je mag geen vragen over voornaam, leeftijd, woonplaats maken.
   
   
2. Schrijf individueel antwoorden in het Engels op de vragen uit stap 1. Gebruik Stones 1, 2 en 3 en Grammar 1 en 3 op blz 84 en 85.
   
   
3. Onderstreep de 'th' en 'w' klanken in de vragen en antwoorden die je bedacht hebt.
   
   
4. Oefen het interview en de uitspraak (leer het uit je hoofd) en maak je spiekbriefje.

Interviewer

1. Stelt zichzelf in het Engels voor aan de klas (naam) en stelt degene die hij/zij interviewed voor (naam, leeftijd en woonplaats)
   
   
2. Stelt eerste vraag in het Engels.
   
   
3. Stelt tweede vraag in het Engels.
   
   
4. Stelt derde vraag in het Engels.
   
   
5. Stelt vierde vraag in het Engels.
   
   
6. Leerlingen wisselen van rol.

Geinterviewde

1.  Zegt niks
   
   
   
2. Beantwoord eerste vraag in het Engels.
   
   
3. Beantwoord tweede vraag in het Engels.
   
   
4. Beantwoord derde vraag in het Engels.
   
   
5. Beantwoord vierde vraag in het Engels.
   
   
6. Leerlingen wisselen van rol