Les 6 - Verkleinwoorden & samenstellingen

ZRGVEPL419AK
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!

Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:

-etje, -tje, -nkje, -pje, -je 

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoord > het
Vóór een verkleinwoord gebruik je altijd het lidwoord het

  • De man > het mannetje
  • Het kind > het kindje
  • De groep > het groepje

Slide 4 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
  • autootje
  • parapluutje
  • taxietje
  • cafeetje

Let op: worden die eindigen op -i  ---> -i wordt -ie

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje 
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje                      dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je                       pdf – pdf’je

Slide 6 - Tekstslide

Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje 
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje                      dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je                       pdf – pdf’je

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van sherry?
A
sherry'tje
B
sherrietje
C
sherrytje

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van pony?
A
het ponytje
B
het ponietje
C
het pony'tje

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van opa?
A
opatje
B
opaatje

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van sms?
A
smsje
B
sms-je
C
sms'je

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van accu?
A
accuutje
B
accu'tje

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van paraplu?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje

Slide 13 - Quizvraag

Tussenletters bij samenstelling







3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Slide 14 - Tekstslide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is én alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.

  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 15 - Tekstslide

Tussenletter -e- 
  1. Als het eerste woord een meervoud op -en heeft, maar óók een meervoud op -es heeft. (groentesoep)
  2. Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft (beresterk)
  3. Als het eerste deel uniek is, er maar één van is (maneschijn)
  4. Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is (goedemorgen)


Slide 16 - Tekstslide

Tussenletter -s- 
  1. De tussenletter s schrijf je wanneer je deze hoort!
  2. Als het tweede deel van de samenstelling begint met een s, hoor je niet of er een tussenklank -s moet staan. Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een woord dat met een andere letter begint. Dan hoor je of je een tussenklank -s moet schrijven.
  • station + straat      = stationsstraat
  • station + weg          = stationsweg

Slide 17 - Tekstslide

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
bendeleden
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 18 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 20 - Quizvraag

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
voorjaar + storm
A
voorjaarsstorm
B
voorjaarstorm

Slide 21 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 22 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 23 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 24 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
breedtegraad
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk
Motile - Taal Integraal:

- Verkleinwoorden
- Aaneenschrijven





Slide 26 - Tekstslide