3H betoog schrijven - standpunt bepalen

3H betoog schrijven - stelling formuleren en standpunt bepalen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3H betoog schrijven - stelling formuleren en standpunt bepalen

Slide 1 - Tekstslide

10 min stil lezen
Lezen uit je boek voor de boekopdracht of vrij lezen

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Verschil tussen wat je vindt en waarom je iets vindt
Beoordelen van betrouwbare bronnen a.d.h.v. de checklist
Onderwerp en groepjes bepalen
Teams kanaal aangemaakt

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Na de les weet je:
Wat een stelling en een standpunt is
Kun je een goede stelling formuleren
Weet je aan welke criteria een goede stelling moet voldoen

Slide 4 - Tekstslide

Waaraan denk je bij een stelling en een standpunt?

Slide 5 - Woordweb

Wat is het verschil tussen een stelling en een standpunt?

Slide 6 - Open vraag

Een goede stelling voldoet aan zeven criteria
1. Een stelling moet controversieel zijn
2. De stelling is positief geformuleerd
3. De stelling is absoluut geformuleerd
4. De stelling is eenduidig
5.  De stelling is een verandering van de huidige situatie
6.  De stelling bevat geen argument
7.  De stelling bestaat uit maximaal 15 woorden

Slide 7 - Tekstslide

1. Een stelling moet controversieel zijn

Goed: Ouders moeten altijd kunnen meekijken met het internet- en telefoongedrag van hun kinderen.
Over deze stelling zijn de meningen sterk verdeeld. Over beide kanten zijn genoeg argumenten te bedenken. Een prima stelling om een betoog over te kunnen schrijven.
Fout: Kinderrechten zijn belangrijk
Je kunt eigenlijk niet tegen deze stelling zijn. Vrijwel iedereen vindt kinderrechten belangrijk en maakt het mede daarom heel lastig om argumenten tegen te bedenken.




Slide 8 - Tekstslide

2. De stelling is positief geformuleerd

Goed: Overheidssubsidie voor kunst en cultuur moet worden afgeschaft

Fout: Kunst en cultuur moeten niet langer door de overheid worden gesubsidieerd

Dit criterium zorgt er vooral voor dat het standpunt duidelijk blijft.



Slide 9 - Tekstslide

3. De stelling is absoluut geformuleerd

Goed: Alcoholreclame moet worden verboden

Fout: Het is beter als sommige alcoholreclames worden verboden

Het betoog moet draaien om welk probleem het verbod op alcoholreclames zou oplossen, niet om welke reclames beter verboden zouden kunnen worden. Als een stelling niet absoluut geformuleerd is, zal het betoog verwarrend worden, want waar gaat het nou precies om?



Slide 10 - Tekstslide

4. De stelling is eenduidig
Goed: Dierentuinen moeten verboden worden
Fout: Dierentuinen en wildparken moeten verboden worden.
Meerdere variabelen (dierentuinen, én wildparken) maken het betoog vaak onnodig onduidelijk en zorgen voor verwarring. Daarnaast zijn de variabelen ook nog eens heel verschillend: waarschijnlijk zijn de argumenten vóór een verbod op dierentuinen ook te gebruiken waarom er géén verbod moet komen op wildparken.

Slide 11 - Tekstslide

5. De stelling is een verandering van de huidige situatie 
Goed: Alle doping in de sport moet legaal worden
Fout: De basisbeurs voor studenten moet worden afgeschaft (is al gebeurd..)
Zonder nieuwe maatregel is het betoog weinig prikkelend

Slide 12 - Tekstslide

6. De stelling bevat géén argument
Goed: Bibliotheken zijn overbodig
  

Fout: Omdat steeds minder mensen boeken lezen, zijn bibliotheken overbodig.

Het betoog wordt daardoor heel klein, omdat het zal gaan over de vraag of dat ene, enkele argument wat in de stelling genoemd wordt klopt of niet.


Slide 13 - Tekstslide

7. De stelling bestaat uit maximaal 15 woorden

 
Goed: Alle geneeswijzen waarvan de werking niet wetenschappelijk is aangetoond moeten verboden worden (12 woorden)

Fout: Het zou beter zijn voor de moderne wetenschap als alle geneeswijzen waarvan de werking niet wetenschappelijk is aangetoond door middel van gedegen onderzoek wat breed gedragen wordt, wordt verboden (28 woorden)
Hoe langer een stelling, hoe ingewikkelder en onbegrijpelijker deze vaak wordt. Vaak kan de stelling daarnaast ook relatief makkelijk korter geformuleerd worden.


Slide 14 - Tekstslide

Welke zeven criteria voor een goede stelling heb je onthouden :)

Slide 15 - Open vraag

Opdrachten
Opdracht 1:
Formuleer de stelling waarover je het betoog gaat schrijven. Controleer je stelling aan de hand van de zeven criteria. Laat de stelling goedkeuren door je docent.

Opdracht 2:
Na het kiezen van een stelling is het belangrijk te bedenken of je voor of tegen deze stelling bent. Daarna kan het zoeken naar argumenten beginnen! Gebruik je bronnen uit les 2.

Slide 16 - Tekstslide

Ik kan een goede stelling formuleren aan de hand van 7 criteria
A
Ja dit leerdoel heb ik gehaald
B
Ja, maar ik moet nog wel even spieken bij de zeven criteria
C
Ik snap er helemaal niks van!
D
Mwoah, ik moet hier nog een keer naar kijken met mijn groepje

Slide 17 - Quizvraag

Volgende les
Argumenten voor, tegen en weerleggingen

Slide 18 - Tekstslide