1.7 Grammatica les 1

  • Goedemorgen

  • Mobiel in telefoontas
  • Boek en etui op tafel

  • Kauwgom weg
  • Flesjes in je tas
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

  • Goedemorgen

  • Mobiel in telefoontas
  • Boek en etui op tafel

  • Kauwgom weg
  • Flesjes in je tas

Slide 1 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Nu bij de volgende zin, zin 1:

  • Mehmet schreef heel netjes.
  • Mehmet schrijft heel netjes.
  • Onderstreep het woord dat verandert
  • Memhmet schrijft heel netjes.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Afronden paragraaf woorden
  • Huiswerk bespreken
  • Beginnen met paragraaf Grammatica

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkbespreken
 Maken opgave 18 en 19 blz. 44 van je werkboek

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opgave 18a    antwoorden
Badkamerspiegel   = bad + kamer + spiegel
Woordenlijst             = woorden + lijst
Brugklasfeest          = brug + klas + feest

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opgave 18b    antwoorden
Badkamerspiegel   = bad + kamer + spiegel
Woordenlijst             = woorden + lijst
Brugklasfeest          = brug + klas + feest

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opgave  19a    antwoorden
Bijvoorbeeld: fietsbel - fietsstuur -  fietsband  - fietsslot - fietszadel
Opgave  19b    antwoorden
Bijvoorbeeld: schoolboek - lesboek - kiepraam - schooltas - stoelpoot 

Slide 7 - Tekstslide

Bij paragraaf Woorden geleerd
.
- 25 nieuwe woorden en betekenissen
- Wat samenstellingen zijn.

Slide 8 - Tekstslide

  • Hoofdstuktoets op 3 oktober gaat over de paragrafen
- 1.3 Lezen                 
- 1.5 Woorden         
- 1.7 Grammatica   
- 1.8 Spelling           

Slide 9 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Leerdoel
In deze paragraaf leer je
  • de persoonsvorm herkennen

Slide 10 - Tekstslide

1.7 Grammatica
  • Lees de zin:
    Morgen spreken hij met het eigenaar van dat oud auto. 

  • Wat is hier allemaal niet goed aan?

Slide 11 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Lees de zin nu nog eens.

Morgen spreekt hij met de eigenaar van die oude auto. 

Slide 12 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Is belangrijk om:

Zinnen en woorden goed te schrijven.

Slide 13 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Leertekst: Persoonsvorm 

De persoonsvorm (pv) is een belangrijk zinsdeel. Elke zin staat een persoonsvorm. 
De pv is altijd een werkwoord (doe-woord) en bestaat meestal uit één woord.

Bijvoorbeeld:
- De jongen loopt naar school.
- Het meisje zit in de klas.
- De auto's rijden op de weg. 

Slide 14 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Leertekst: Persoonsvorm 

De persoonsvorm (pv) vindt je door de tijd van de zin te veranderen.

Bijvoorbeeld:
Hij loopt naar school (tt)                           Hij liep naar school (vt)
Het woord dat moet veranderen, is de pv.       In deze voorbeeldzin dus loopt

Slide 15 - Tekstslide

1.7 Grammatica
  • Weet jij nog een andere manier op de persoonsvorm (pv) te vinden?

  • Maak de zin vragen.
  • Hij loopt naar school
  • Loopt hij naar school?

  • Het werkwoord dat vooraan komt
    te staan is de pv.

Slide 16 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Ga naar opgave 2A in je werkboek op blz. 49
Verander de zinnen naar de verleden tijd (vt).
Kijk eerst naar dit voorbeeld.
  • Sanne wandelt over het strand
  • Sanne wandelde over het strand.
  • Onderstreep het woord dat verandert
  • Sanne wandelde over het strand.

Slide 17 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Nu bij de volgende zin, zin 1:

  • Lotte kijkt graag televisie.
  • Lotte keek graag televisie.
  • Onderstreep het woord dat verandert
  • Lotte keek graag televisie.

Slide 18 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Nu bij de volgende zin, zin 2:

  • Havva ruimt haar kamer op.
  • Havva ruimde haar kamer op.
  • Onderstreep het woord dat verandert
  • Havva ruimde haar kamer op.

Slide 19 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
  • Nu opgave 2B op blz. 50
    Verander de zinnen naar de tegenwoordige tijd (tt)
    Kijk eerst naar dit voorbeeld.
  • Hij maakt een buiging.
  • Hij maakte een buiging.
  • Onderstreep het woord dat verandert
  • Hij maakte een buiging.

Slide 20 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Nu bij de volgende zin, zin 1:

  • Mehmet schreef heel netjes
  • Mehmet schrijft heel netjes.
  • Onderstreep het woord dat verandert
  • Mehmet schrijftheel netjes.

Slide 21 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Vragen?

  • maak nu zelf zin 2 en 3.

Slide 22 - Tekstslide

1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Zelfstandig werken

  • maak nu zelf opgave 2C op bladzijde 50

Slide 23 - Tekstslide

Klaar met opgave 2C
Vraag de docent om een woordzoeker.

Slide 24 - Tekstslide

Deze les geleerd
.

Hoe je een pv kunt vinden in de zin.

Slide 25 - Tekstslide