Bijvoeglijk naamwoord

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling vorige les 
  • Bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord 
  • Huiswerk 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling vorige les 
  • Bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord 
  • Huiswerk 

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten jullie nog van
de vorige les?

Slide 2 - Woordweb

Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het meervoud van categorie?
A
categoriën
B
categorieën

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het meervoud van seconde?
A
seconde
B
secondes
C
secondes/seconden
D
seconden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van idee?
A
ideën
B
ideeën

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud:
bacterie?
A
bacteriën
B
bacterieën
C
bacterie
D
bacteries

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van porie?
A
porien
B
pories
C
porieën
D
poriën

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van accu?
A
accus
B
accu's
C
accuus
D
accuu's

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van taxi?
A
taxitje
B
taxietje
C
taxi'tje

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van sherry?
A
sherry'tje
B
sherrietje
C
sherrytje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van sms?
A
smsje
B
sms-je
C
sms'je

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van oma?
A
Omaatje
B
Oma'tje
C
Omatje
D
Opoe

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van criterium?
A
Criteria's
B
Criterium's
C
Criteria
D
Criteriums

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van paraplu?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje

Slide 15 - Quizvraag

Welke soorten bijvoeglijke
naamwoorden zijn er ook alweer?

Slide 16 - Woordweb

Soorten bijvoeglijk naamwoord
- Gewoon bijvoeglijk naamwoord
- Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- Bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van een voltooid of onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Tekstslide


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 18 - Tekstslide

Werkwoorden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord en voltooid deelwoord

Slide 19 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm. 
  • Het voltooid deelwoord is dus een vervoegd werkwoord. 
  • Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd/geweest is. 
  • Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 
  • Vaak staat er een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.

Slide 20 - Tekstslide

Voltooid deelwoord kort samengevat

  • Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont- (met een hulpwerkwoord)
  • Een voltooid deelwoord eindigt op: -d, -t of -en.
     (Eindigt nooit op -dt!!!)
  • Schrijf een voltooid deelwoord altijd zo kort mogelijk.
  • Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden.

Slide 21 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Een voltooid deelwoord kan ook als 
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. 
Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.

- De opgeruimde kamer
- De opgepoetste zonnebril

Slide 22 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Slide 23 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoobeeld: de rode auto.
  • Als je een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, schrijf je deze zo kort mogelijk.
voltooid deelwoord
verleden tijd
bijvoeglijk gebruikt
De straat is verbreed.
De bouwvakker verbreedde de straat.
De verbrede straat.
De foto is overbelicht
De fotograaf overbelichtte de foto, omdat zijn camera instellingen niet klopten.
De overbelichte foto.
Het schip is gestrand.
Het schip strandde op de kust.
Het gestrande schip trekt veel aandacht.

Slide 24 - Tekstslide

Een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord. 
Een voltooid deelwoord en een onvoltooid deelwoord kun je als bijv nw gebruiken. 
Je schrijft die woorden dan zo kort mogelijk. 

volt deelw                                                                   gebruikt als bijv nw
Het glas is gebroken.                                            Het gebroken glas. 
De dictator werd gehaat.                                    De gehate dictator. 

 onvolt. deelw                                                           gebruikt als bijv nw
Blaffend stond de hond op het erf.                De blaffende hond stond op het erf. 

Slide 25 - Tekstslide

Het onvoltooid deelwoord

Maak je door achter het hele werkwoord een -d of - de te zetten.


lachend(e)

fluitend(e)

lopend(e)

knippend(e)


Slide 26 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord

Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 27 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord

Een tegenwoordig deelwoord kun je net als

het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken:


Een lachende vrouw.

De gillende kinderen.

De huilende man.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van varen?
A
gevaard
B
gevaren
C
gevoert
D
gevoeren

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van verven
A
geverft
B
geverfd

Slide 31 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van 'zien'
A
gezagen
B
zag
C
gezien
D
gezied

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van stalken?
A
gestalkd
B
gestalkt
C
gestalked
D
gestalket

Slide 34 - Quizvraag

Huiswerk volgende les
Voorbereiding op toets:
NuNederlands deel B

H3.3 Voltooid en tegenwoordig deelwoord
H4 Spellingsregels
H5 Hoofdletters en interpunctie


Slide 35 - Tekstslide