Mindset

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Op weg naar een krachtige mindset!

1. introductie

2. Mindset

3. Wat zijn je doelen?

1. introductie

- werkboekje

- 3 x per week

Drievoudig kwalificatieopdracht - MBO​

Een student kwalificeert zich voor:

• de arbeidsmarkt (loopbaan)​
• voor het vervolgonderwijs (studie en loopbaan)​
• voor de samenleving (burgerschap)​
  
  

Examenseis:​
- ontwikkeling van de student ​ (Mindsets & kernwaarden​)

Loopbaan en burgerschap => Peer Assessment ​

Introductie

1. motivatie

- Luister naar het verhaal.

- Wat is het verschil tussen Leroy en Michael?

2. Mindset

• De overtuigingen die we hebben over onze intelligentie, talenten en kwaliteiten.
  
  2 Mindsets:
  
• Fixed Mindset
• Growth Mindset

Fixed Mindset

Mensen met een vaste mindset zijn ervan overtuigd dat vanaf ieders geboorte hun IQ, persoonlijkheid en talenten vast staan. Het is als het ware jouw ‘pakketje’ en dat zal de rest van je leven zo blijven.

Growth Mindset

Mensen met een groei-mindset zien dit anders. 

Zij zijn ervan overtuigd dat je geboren wordt met een bepaald IQ, persoonlijkheid en talenten, maar dat deze veranderbaar zijn.

Stelling 1

Iemands intelligentie wordt bepaald bij geboorte. Je kunt hier niet veel aan veranderen!

1. Ik ben het hier helemaal niet mee eens.
2. Ik ben het hier niet echt mee eens.
3. Ik ben het hier deels mee eens.
4. Ik ben het hier helemaal mee eens.

Stelling 2
Ik ben nu eenmaal zoals ik ben, daar kan ik niet veel aan veranderen.

1. Ik ben het hier helemaal niet mee eens.
2. Ik ben het hier niet echt mee eens.
3. Ik ben het hier deels mee eens.
4. Ik ben het hier helemaal mee eens.

Stelling 3
Als ik een onvoldoende haal dan:

1. Komt het omdat de toets niet goed was.
2. Kijk ik naar wie het nog slechter heeft gedaan. “Gelukkig, ik was niet de slechtste!”
3. Kijk ik naar wie het beter heeft gedaan. Misschien zie ik iets bij hen wat ik de volgende keer anders kan doen.
4. Kijk ik naar welke vragen ik fout heb en hoe het komt dat ik deze fout heb zodat ik me de volgende keer beter kan voorbereiden.

Stelling 4
Ik leer voor elk vak op dezelfde manier.

1. Ja zeker, zo heb ik het altijd gedaan en het gaat meestal wel goed.
2. Ja, ik zou namelijk niet weten hoe ik het anders zou moeten doen.
3. Nee, ik kijk per vak op welke manier ik voor dat vak het beste kan leren.

Stelling 5:
Als ik een 7 haal voor mijn favoriete vak dan

1. Maakt dat me eigenlijk niet zo veel uit, een voldoende is een voldoende.
2. Ben ik daar blij mee en denk ik nooit meer aan de toets.
3. Vind ik dat verschrikkelijk, ik wil graag een hoger cijfer halen.
4. Besef ik me dat dit best oké is maar kijk ik toch nog even wat ik niet goed heb gedaan zodat ik het de volgende keer beter kan doen.

Stelling 6
Je hebt mensen die goed zijn in talen en je hebt mensen die goed zijn in exacte vakken (wiskunde, natuurkunde etc.)

1. Ik ben het hier helemaal niet mee eens.
2. Ik ben het hier niet echt mee eens.
3. k ben het hier deels mee eens.
4. Ik ben het hier helemaal mee eens.

Stelling 7
Ik ben slecht in tekenen en ik zal dit ook nooit kunnen leren.

1. k ben het hier helemaal niet mee eens.
2. Ik ben het hier niet echt mee eens.
3. Ik ben het hier deels mee eens.
4. Ik ben het hier helemaal mee eens.

Stelling 8
Ik leer omdat

1. Ik een voldoende wil halen voor een toets. Dit geeft een fijn gevoel.
2. Ik mezelf wil ontwikkelen. Dit geeft een fijn gevoel.
3. Ik dit nu eenmaal moet van …. [iemand].
4. Ik een specifiek doel heb voor mijn toekomst. Hiervoor ben ik mij vast aan het voorbereiden.

Stelling 9
Als iemand anders heel goed is in [jouw hobby] dan

1. Ben ik best wel een beetje jaloers op diegene.
2. Kijk ik heel erg tegen diegene op. Ik zal nooit zo goed worden.
3. Kijk ik tegen diegene op en kijk ik hoe hij/zij het doet zodat ik dit na kan doen. Ik wil ook zo goed worden!
4. Maakt dat me niks uit. Ik zoek het zelf wel uit!

Stelling 10
Als ik moet kiezen tussen een makkelijke en een uitdagende puzzel dan kies ik

1. De makkelijke puzzel
2. De uitdagende puzzel

3. doelen stellen

- Waarom doelen stellen?

Waarom is het belangrijk om doelen te stellen?

Er zijn leerlingen met een vaste ofwel ........................... mindset en leerlingen met een groei ofwel ........................... mindset.

Er zijn leerlingen met een vaste ofwel .......................... mindset en leerlingen met een groei ofwel ........................... mindset. 

Leerlingen met een fixed mindset zien .................................... als .................................. dat ze dom zijn.  

Leerlingen met een growth mindset zien ................................... als een ................................. van leren.

Leerlingen met een fixed mindset geloven dat hun ..................................... onveranderbaar is.  

Leerlingen met een growth mindset geloven dat ze............................................ slimmer kunnen worden.

Wanneer leerlingen een fixed mindset .................................., dan hebben zij de neiging om ................................... of........................... de schuld hiervan te geven.

Leerlingen met een ............................. mindset geloven dat ...................................... helpt om ergens beter in te worden.

fixed

fouten maken

bewijs

intelligentie

door hard te werken

iemand

fouten

fouten

iets

growth

onderdeel

growth

hard werken

Leerlingen met een growth mindset geloven dat ze............................................ slimmer kunnen worden.

1. door geen fouten te maken
2. door hard te werken
3. door anderen te observeren

Leerlingen met een fixed mindset geloven dat hun ..................................... onveranderbaar is.

1. brein
2. gedrag
3. intelligentie
4. inzet

Wat is jouw doel?

Geef aan 2 leerlingen een compliment.

Burgerschap Opdracht 1 Mindset (+presentatie)

Zie teams

https://teams.microsoft.com/_#/classroom/Algemeen?threadId=19:[e-mail]&ctx=channel