Les 6 Quiz begrippen communicatie

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Sociale vaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma vandaag
1. Quiz begrippen communicatie 
2. Opdracht over de verschillende fases van een gesprek.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  1. Student herkent de verschillende fases van een gesprek
  2. student kan voorbeelden geven welke onderwerpen-vragen toebehoren bij de passende gespreksfases.
  3. student is bewust welke begrippen hij-zij nog moet leren voor de toets op 1 november.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De punten met de       hebben we besproken:

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je leren?
1. Communicatie- Inleiding
1.1. Het communicatie schema
1.2. Verbale en non-verbale communicatie
1.3. Metacommunicatie
1.4. Ruis
2.1  Fases van een professioneel gesprek

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom was het veranderen van de boodschap zo effectief?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De punten met de       hebben we besproken:

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lees de casus:
Suzan werkt op een dagopvang voor verstandelijk gehandicapten. Sjoerd is haar collega. Suzan vind Sjoerd maar een sloddervos. Hij laat van alles slingeren. Vandaag ook weer. Ze werpt Sjoerd een boze blik toe en zuchtend ruimt ze de restanten van de activiteit van die morgen op. Sjoerd ziet het en denkt dat Suzan boos kijkt omdat de bezem een beetje kapot is. Hij zegt: "Vervelend dat de spullen hier altijd kapot zijn he? We moeten nodig nieuwe inkopen doen.." 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier 'codeert' Suzanne haar boodschap?
A
met een zucht en een boze blik
B
met een opmerking over de bezem
C
door Sjoerd een berichtje te sturen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is sprake van RUIS in het gesprek. Wat is de oorzaak van de ruis?
A
Sjoerd decodeert de boodschap verkeerd.
B
Sjoerd kan Suzanne niet zo goed zien.
C
Er zijn harde geluiden in de activiteitenruimte waardoor de boodschap niet goed overkomt.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de zender in deze casus?
A
Suzan
B
Sjoerd
C
Suzan en Sjoerd zijn allebei een keer zender

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Erik heeft moeite met s'ochtends uit bed komen. Mandy is zijn begeleider en zegt: "Als je nu uit bed komt, maak ik een ontbijtje voor je". Wat is het doel van deze communicatie?
A
Activeren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van stop woordjes is een voorbeeld van:
A
Verbale communicatie
B
Non verbale communicatie
C
Meta communicatie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

psychologische ruis:
Ieder mens hoort een boodschap op zijn eigen manier aan. We hebben namelijk allemaal onze eigen verwachtingen en ideeen. We zijn allemaal op onze eigen manier gevormd, en hebben verschillende waarden en normen. 
Dit noem je: REFERENTIEKADER!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt je referentiekader gevormd?
A
door je opvoeding en leefsituatie
B
door je ideeën en gewoonten
C
door je normen en waarden
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemen is hetzelfde als interpreteren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebarentaal behoort tot...
A
verbale communicatie
B
non-verbale communicatie

Slide 19 - Quizvraag

Non-verbaal betekent: zonder woorden. In gebarentaal is feitelijk elk gebaar een onuitgesproken woord met vaste betekenis. In de menselijke communicatie geeft de non-verbale communicatie vaak de doorslag.
Verbale communicatie houdt in:
A
Communiceren met woorden
B
communiceren met geluid
C
Communiceren met geluid en woorden
D
Communiceren met lichaamstaal

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naast je lichaamshouding wat heeft nog meer invloed op de communicatie?
A
De ruimte
B
het tijdstip
C
Onbewuste zaken
D
Alle drie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herrie op de gang is een voorbeeld van...
A
externe ruis
B
interne ruis
C
psychologische ruis
D
semantische ruis

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een asielzoeker die een uitleg in het Nederlands niet begrijpt, is een voorbeeld van...
A
psychologische ruis
B
semantische ruis

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Denise zegt dat het goed gaat met haar. terwijl zij dit zegt trilt ze met haar been en kijkt ze argwanend om zich heen van links naar rechts
A
Communicatie is Congruent
B
Communicatie is Incongruent
C
ze communiceert met psychologische ruis
D
Ze communiceert met externe ruis

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een juist voorbeeld van metacommunicatie?
A
Wat zit je haar leuk!
B
Ik zie dat het je raakt
C
Sorry ik heb het druk
D
Ik kom zo naar je toe.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nesim vraagt aan Lorenzo hoe het met hem gaat. Lorenzo heeft een koptelefoon op, geeft geen antwoord, staat op en loopt weg. Nesim blijft verbaasd achter.
A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie
C
communicatie op inhoudsniveau
D
Communicatie op Betrekkingsniveau

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Leg uit waarom de bovenstaande aspecten met elkaar
  • in verband staan.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groeps Opdracht (30 min)
We maken 4 groepen.
Elke groep krijgt een aspect van de communicatie.
groep 1. Inhoudelijke aspect
Groep 2. Rationele aspect
Groep 3. Expressief aspect
Groep 4. Appelerend aspect
Wat gaan jullie doen?
Jullie gaan een presentatie houden over het aspect. 
1. geef een beschrijving van het begrip.
2. geef een uitleg wanneer dit voorkomt in een gesprek.
3. Maak in je groep een voorbeeld casus. verwerk een klein "Rollenspel" als voorbeeld van de communicatie. alle groepsleden actief aan deelnemen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe staan deze vier aspecten met elkaar in verband?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende Week:
De fases die een gesprek doorloopt gaan we met elkaar doornemen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies