HV1 Taalverzorging 28 voltooid en onvoltooid deelwoord

Welkom HV1S
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom HV1S

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdrachten nakijken
  3. Terugblik vorige les: taalverzorging 27: persoonsvorm verleden tijd
  4. Taalverzorging 28: voltooid en onvoltooid deelwoord
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
a zat
 b durfden
 c neerplofte
 d veroorzaakte
 e monteerde
 f vernietigde
g leek
 h kreeg


 i stortte
j lag
 k lanceerde
 l neerviel
 m berokkende
 n haalde
 o dreigde
 p begaf
 q uitviel

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 7 nakijken

De sterke werkwoorden zijn: zitten, lijken, krijgen, liggen, neervallen, begeven en uitvallen.

De zwakke werkwoorden zijn: durven, neerploffen, veroorzaken, monteren, vernietigen, storten, lanceren, berokkenen, halen en dreigen.



Opdracht 8 nakijken

a Bijvoorbeeld:
 - Het lijkt morgen mooi weer te worden.
 - Het restaurant blijkt al vol te zitten.
 - Hij strijkt zijn overhemd voordat hij vertrekt.
 b De ij in sterke werkwoorden verandert naar ee in de verleden tijd.
 verandert naar ee in de verleden tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe spel je de persoonsvorm verleden tijd?
A
met 't sexy fokschaap (of met 't ex-kofschip )
B
op gevoel
C
ik-vorm of ik-vorm + t
D
stam + d

Slide 5 - Quizvraag

Wat kan een zwak werkwoord?

Slide 6 - Woordweb

Noem twee voorbeelden van sterke werkwoorden.

Slide 7 - Woordweb

Taalverzorging 28: voltooid en onvoltooid deelwoord

Doel: Je leert voltooide en onvoltooide deelwoorden correct spellen.


Slide 8 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Heel werkwoord
B
Persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-er-ont woorden
D
Werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Welke regel gebruik je voor de spelling van het voltooid deelwoord?
A
't sexy fokschaap (of met 't ex-kofschip )
B
stam + t of d
C
ik-vorm of ik-vorm + t

Slide 10 - Quizvraag

Hij heeft afgelopen weekend flink ... (gamen).
A
gegamed
B
gamet
C
gegamet

Slide 11 - Quizvraag

Zij heeft het aan mij ... (beloven).
A
belooft
B
beloofd
C
beloven

Slide 12 - Quizvraag

Heb je die heerlijke appeltaart al ... (proeven)?
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 13 - Quizvraag

Dat had ik mij heel anders ... (voorstellen).
A
gevoorsteld
B
voorgestelt
C
voorgesteld

Slide 14 - Quizvraag

Ik ben in mijn leven wel 3 keer ... (verhuizen)!
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizen

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb vorige week gelukkig flink ... (relaxen).
A
relaxt
B
gerelaxd
C
gerelaxt

Slide 16 - Quizvraag

Het hout is ... (opbranden).
A
opgebrandt
B
opgebrand
C
gebrandt

Slide 17 - Quizvraag

De baby heeft de hele middag naar zijn oppas ... (glimlachen).
A
glimgelachen
B
geglimlacht
C
glimgelacht

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een onvoltooid deelwoord?

A
het hele werkwoord met-d(e)
B
de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 19 - Quizvraag

... (huilen) verliet de juf de drukke klas.
A
huilen
B
huilde
C
gehuild
D
huilend

Slide 20 - Quizvraag

... (joggen) ging Thijs naar de supermarkt voor het vergeten ingrediënt.
A
joggent
B
joggend
C
gejogt
D
gejogd

Slide 21 - Quizvraag

... (fietsen) gaan de leerlingen altijd naar school.
A
lopen
B
gelopen
C
lopend
D
liepen

Slide 22 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 13 december
  • Huiswerk: maken opdr. 1 (p. 115) & opdr. 6 (p. 116) + leren theorie p. 110, 112, 114, 116
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift, pen en plenda
  • Programma: taalverzorging 29

Slide 23 - Tekstslide