Bijvoeglijke naamwoorden spelling vrijdag

Vandaag 
  1. Huiswerk behandelen bladzijde 132 t/m 133 1 t/m 2
  2. Uitleg spelling bijvoeglijke naamwoorden
  3. Zelf aan de slag
  4. Sneakpeak volgende les
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 
  1. Huiswerk behandelen bladzijde 132 t/m 133 1 t/m 2
  2. Uitleg spelling bijvoeglijke naamwoorden
  3. Zelf aan de slag
  4. Sneakpeak volgende les

Slide 1 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
de presentatie van...

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • Je leert hoe je (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden goed spelt
  • Je leert hoe je bijvoeglijke naamwoorden correct spelt met een g, gg of ch

Lesdoel:

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • B1J is een leuke klas.
  • Die grappige Jonathan weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is prachtig.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is leuk.
  • De grappige jongen / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je de lange vorm?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?







Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje                      Een mooie jongen

Een groot huis                          Een grote flat

Waarom is dat?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Kort:
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is)
     Een groot vakantiehuis // Een mooi gerecht
  • Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
     Die scholier is fantastisch. // Het huis is schitterend.

Lang:
  • Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
     De grote jongen // Het mooie gerecht
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
     Een leuke vriendin // Een fantastische show
  • Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.
     Slimme leerlingen // Grote groepen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.

  • De gouden beker
  • De papieren versie
  • Het katoenen shirtje
  • De wollen sjaal

Let op: bij 'moderne stoffen' en stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.

  • De plastic stoel
  • De suède jas
  • De corduroy broek

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan de slag!




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Hoofdstuk 5 - Spelling(blz. 154-155)
Grammatica - bijvoeglijk naamwoord

Opdracht 1 t/m 5 (4 niet)


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende keer
Volgende keer
Spelling
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
*Je leert hoe je voltooide en onvoltooide als bijvoeglijk naamwoord goed spelt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies