Les 3 Toonhoogte en frequentie_H2A

DEZE LES
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

DEZE LES

Slide 1 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
Muziekinstrumenten kunnen we indelen in verschillende groepen:
  1. snaar 
  2. blaas
  3. slag
  4. elektronisch

Slide 2 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
  1. snaar instrumenten 
klankkast: versterkt
Als je de snaar in trilling brengt krijg je een toon.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

6.1 Geluid maken en horen
bron
medium
ontvanger

Slide 5 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
1: snaar instrumenten 
Als je de snaar in trilling brengt krijg je een toon.
De toon hangt af van:
  • dikte: hoe dunner, des te hoger de toon
  • lengte: hoe korter, des te hoger de toon
  • spanning: hoe strakker, des te hoger de toon

Slide 6 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
1: snaar instrumenten 
Als je de snaar in trilling brengt krijg je een toon.




Slide 7 - Tekstslide

Trillingen kun je zichtbaar laten maken met een oscilloscoop.

Slide 8 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
frequentie = aantal trillingen per seconde
  • meet je in Hertz (Hz)
  • f = 1 Hz
  • f = 2 Hz
  • f = 3 Hz
  • Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon. 

Slide 9 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
trillingstijd T = tijd die nodig is                                    voor één                                                volledige trilling
  • meet je in milliseconde (ms)
  • meet je in seconde (s)
  • 1 s = 1000 ms
  • Hoe hoger de trillingstijd,   hoe te lager de toon

Slide 10 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
Rekenen met trillingstijd en frequentie.
  • div = hokje
  • Bereken de trillingstijd.
  • trillingstijd = de tijd van                                   één trilling
  • 1 trilling = 10 hokjes
  • T = 10 x 0,5 = 5 ms = 0,005 s

Slide 11 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
Rekenen met trillingstijd en frequentie.
  • div = hokje
  • Bereken de frequentie.
  • frequentie = aantal trillingen                               per seconde
  • T = 0,005 s

Slide 12 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
Rekenen met trillingstijd en frequentie.
div = hokje
  • Bereken de frequentie.
  • frequentie = aantal trillingen                               per seconde
  • T = 0,005 s


f=T1=0,0051=200Hz

Slide 13 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
Frequentie:
Trillingstijd:
Grootheden, symbolen en eenheden:
  • F = frequentie in Hertz: Hz
  • T = trillingstijd in seconde: s
f=T1
T=f1
Formules

Slide 14 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
  • mens: 20 Hz t/m 20.000 Hz (kHz)
Frequentiebereik: geluid dat je kunt horen

Slide 15 - Tekstslide

6.2 Toonhoogte en frequentie
  • infrasoon: geluiden onder de 20 Hz
  • ultrasoon: geluiden boven de 20.000Hz

Slide 16 - Tekstslide

Hoe kun je de toon verhogen?
Je kunt de snaar ...
A
langer maken
B
dikker maken
C
strakker spannen
D
geen van alle

Slide 17 - Quizvraag

Met welk apparaat kun je een trilling zichtbaar maken?
A
luidspreker
B
oscilloscoop
C
microfoon
D
stemvork

Slide 18 - Quizvraag

Welke frequentie heeft de laagste toon?
A
f = 20 Hz
B
f = 440 Hz
C
f = 10 kHz
D
f = 20 kHz

Slide 19 - Quizvraag

Welke trillingstijd heeft de laagste toon?
A
T = 10 ms
B
T = 50 ms
C
T = 10 s
D
T = 50 s

Slide 20 - Quizvraag

Welk dier heeft een frequentiebereik van 20 Hz t/m 20.000 Hz?
A
vleermuis
B
bruinvis
C
olifant
D
mens

Slide 21 - Quizvraag

Welke van de twee tonen hiernaast heeft de kleinste trillingstijd?
A
lage toon
B
hoge toon

Slide 22 - Quizvraag

Een trilling heeft een frequentie van 100 Hz. Hoe groot is de trillingstijd?
T=f1
A
T = 1 s
B
T = 0,1 s
C
T = 0,01 s
D
T = 0,001 s

Slide 23 - Quizvraag

De trillingstijd van een toon is 10 ms.
Hoe groot is de frequentie?
f=T1
A
f = 0,1 Hz
B
f = 1 Hz
C
f = 10 Hz
D
f = 100 Hz

Slide 24 - Quizvraag

AFSLUITING

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link