V3_Studyflow Formuleren F2

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.1
Aan het einde van deze paragraaf:

ken je de bruikbare tips die je helpen om duidelijk te formuleren;
ken je de bruikbare tips die je helpen om aantrekkelijk te formuleren.

Slide 3 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.1
- Spreek je lezer aan
- Geef toelichting
- Schrijf vooral in de actieve vorm 




Slide 4 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.1
"Zondag werd door de dorpelingen melding gemaakt van een crash, nadat op de radar geen vliegtuig meer te zien was. Het vliegtuig zou volgens hen tegen een berg zijn gevlogen. De wrakstukken zijn nog door niemand gezien."

"De dorpelingen maakten zondag melding van de crash, nadat het vliegtuig van de radar verdween. Het vliegtuig zou volgens hen tegen een berg zijn gevlogen. Niemand heeft de wrakstukken nog gezien."



Slide 5 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.1
- Trek de aandacht van de lezer:
geef voorbeelden, begin met een anekdote > een kort, leuk verhaaltje
- Varieer in woordgebruik



Slide 6 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
Aan het einde van deze paragraaf:
ken je de meest voorkomende afkortingen in het Nederlands;
weet je hoe je een tekst moet citeren;
kun je op de juiste wijze parafrasen.



Slide 7 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
- afkortingen, gebruik deze niet te vaak, niet iedereen weet wat ze betekenen (zie lijst met afkortingen in Studyflow)
nl. > namelijk
e.d. > en dergelijke





Slide 8 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
Citeren is het letterlijk overnemen van een (deel van een) tekst.
Als je citeert, zet je het citaat (dat wat je citeert) tussen dubbele aanhalingstekens.
Bovendien geef je aan van wie de woorden afkomstig zijn.

De Griekse schrijver Aischylos schreef: "In oorlogen sneuvelt de waarheid als eerste."






Slide 9 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
Door te parafraseren beschrijf je een (gedeelte van een) tekst of artikel in je eigen woorden. Doordat je het artikel of de tekst in je eigen woorden beschrijft, kun je het tekstueel mooi in je eigen verhaal verwerken.







Slide 10 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
"Wat heeft het leven voor zin, ja moeten we het überhaupt een leven noemen, als je er genot uit weglaat?"

Parafrase >
Volgens Erasmus is het leven bijna geen leven meer te noemen als je er geen plezier aan beleeft.











Slide 11 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
Als je een tekst schrijft en je citeert of parafraseert, dan moet je de bron van je informatie vermelden > bibliografie. 

Hier zijn regels voor, afhankelijk van je bron (artikel in tijdschrift, boek, website etc.)










Slide 12 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
Boek in bibliografie

Vaessens, T. (2009). De revanche van de roman. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt.

Achternaam auteur, Voorletter. eventueel tussenvoegsel (jaar

 van verschijnen). Titel boek. Plaats: Uitgeverij.











Slide 13 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.2
Artikel uit krant in bibliografie

Jong, S. de (2010). Goed idee, nu de invulling nog. Trouw, 14 februari 2010.
Achternaam auteur, Voorletter. eventueel tussenvoegsel (jaar van verschijnen). Titel artikel. Krant, datum van publicatie.


Slide 14 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.3
Aan het einde van deze twee paragrafen:



- kun je contaminaties herkennen en verbeteren;
- herken je pleonasmen en tautologieën en ben je in staat deze te corrigeren;
- ben je je bewust van dubbele ontkenningen en onjuiste herhalingen en kun je die verbeteren in de zin.







Slide 15 - Tekstslide

Studyflow Formuleren F2.3
Uitleg Studyflow F2.3 bespreken in de klas
(hier staan voorbeelden)
F2.4 nog voorbereiden






Slide 16 - Tekstslide