Gevolgen van inflatie en deflatie

Heb jij een IPhone (gehad)?
Ja, tuurlijk!
Nee, dat is niets voor mij.
IPhone wadde?
1 / 20
volgende
Slide 1: Poll
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heb jij een IPhone (gehad)?
Ja, tuurlijk!
Nee, dat is niets voor mij.
IPhone wadde?

Slide 1 - Poll

Ben of ken jij iemand die altijd de nieuwste IPhone wilt hebben?
Ja, duh!
Nee, wie wilt nu zoiets?

Slide 2 - Poll

Situatieschets
Stel dat Jonas de nieuwste IPhone wilt kopen. Hij heeft geen studentenjob, maar verzamelt al zijn spaargeld en dat blijkt net genoeg te zijn. Binnen twee weken ligt de nieuwe gsm in de winkel en kan hij die kopen!
Maar twee weken later verlagen alle prijzen van chips (een onderdeel van gsm's)...

Slide 3 - Tekstslide

Kan Jonas er zeker van zijn dat die IPhone nog altijd hetzelfde zal kosten?
A
Ja, er is geen verandering in de prijs.
B
Nee, de prijs is veel moeilijker in te schatten.

Slide 4 - Quizvraag

Juist antwoord
Omdat de prijs van de chips zullen verlagen, zal de prijs van de IPhone ook veranderen. 

Slide 5 - Tekstslide

Zal Jonas nog altijd zijn aankoop op dat moment kunnen doen? Zal zijn koopkracht stijgen of dalen?
A
Geen aankoop, de koopkracht stijgt.
B
Geen aankoop, de koopkracht daalt.
C
Wel aankopen, de koopkracht daalt.
D
Wel aankopen, de koopkracht stijgt.

Slide 6 - Quizvraag

Juist antwoord
Omdat de chips, en dus ook de IPhone goedkoper wordt, kan je -bij gelijkblijvende inkomsten- steeds meer kopen. De koopkracht zal dus stijgen.

Slide 7 - Tekstslide

Stel nu dat jij die IPhones verkoopt. Zal je meer of minder kunnen verkopen? Wat zegt dat over de rendabiliteit (= de verhouding tussen de gemaakte winst en het geïnvesteerd vermogen)?
A
Je zal minder verkopen, dus een lagere rendabiliteit.
B
Je zal minder verkopen, dus een hogere rendabiliteit.
C
Je zal meer verkopen, dus een lagere rendabiliteit.
D
Je zal meer verkopen, dus een hogere rendabiliteit.

Slide 8 - Quizvraag

Juist antwoord
Je zal meer kunnen verkopen (dus de winst stijgt), waardoor er sprake is van een hogere rendabiliteit (= de verhouding tussen de gemaakte winst en het geïnvesteerd vermogen).

Slide 9 - Tekstslide

Stel dat de prijs van chips in België lager is dan in Nederland. Wat kan je zeggen over de concurrentiepositie van binnenlandse ondernemingen?
A
Deze is sterker.
B
Deze is minder sterk.

Slide 10 - Quizvraag

Juist antwoord
De concurrentiepositie van binnenlandse ondernemingen stijgt als de prijzen van chips hoger zijn in het buitenland.

Slide 11 - Tekstslide

Gevolgen bij deflatie
Tot nu toe hebben we enkel gekeken naar het voorbeeld van de IPhone,
maar zoals je misschien vermoedt (en de titel verraadt),
maken we nu de sprong naar deflatie.

Stel nu dat er een algemene prijsdaling is. We veralgemenen de geziene gevolgen en zetten ze even op een rijtje:

Slide 12 - Tekstslide

Gevolgen bij deflatie
1. Door deflatie is de waarde van producten moeilijker in te schatten (zoals inflatie).
2. Deflatie verhoogt de koopkracht (tegengesteld aan inflatie).
3. Deflatie tast de rendabiliteit van ondernemingen aan en kan werkloosheid veroorzaken (zoals inflatie).
4. De concurrentiepositie van binnenlandse ondernemingen stijgt als de deflatie in België groter is dan in het buitenland (tegengesteld aan inflatie).

Slide 13 - Tekstslide

Gevolgen bij deflatie
Misschien kan jij er nog een paar bedenken? 

(Denk eens terug aan de vorige oefening over inflatie en probeer dan een analoge redenering te maken voor tijden van deflatie.)

Slide 14 - Tekstslide

Welk nadeel heeft de overheid bij deflatie? Denk aan de belastingen die gezinnen of ondernemingen moeten betalen.

Slide 15 - Open vraag

Stel dat je een schuldenaar bent (je moet een schuld betalen). Welke verandering is er in de hoeveelheid schuld die je moet betalen?

Slide 16 - Open vraag

Bij matige deflatie, zal het bestedingsgedrag van consumenten niet echt veranderen. Maar ze moeten wel een beetje minder betalen. Welk gevolg heeft dat voor de ondernemingen?

Slide 17 - Open vraag

Gevolgen bij deflatie
We zetten even alle belangrijke gevolgen op een rij.

Slide 18 - Tekstslide

Gevolgen bij deflatie
1. Door deflatie is de waarde van producten moeilijker in te schatten. 
2. Deflatie verhoogt de koopkracht
3. Deflatie tast de rendabiliteit van ondernemingen aan.
4. De concurrentiepositie van binnenlandse ondernemingen stijgt als de deflatie in België groter is dan in het buitenland.
5. Deflatie benadeelt schuldenaars en ‘bevoordeelt’ schuldeisers. 
6. Deflatie zorgt voor een daling van de ontvangsten van de overheid.
7. Deflatie leidt tot het uitstellen van aankopen omdat consumenten verdere  prijsdalingen verwachten.

Slide 19 - Tekstslide

Gevolgen bij deflatie
Je bent al hier geraakt! 
Ondertussen ben je een echte expert in het inflatie-deflatie-gebeuren. 

Keer terug naar het online-leerpad en maak je klaar voor de herhalingsoefeningen.

Slide 20 - Tekstslide