Over Taal - Blok 4 - vmbo

Over Taal - Blok 4
Klas
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Over Taal - Blok 4
Klas

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik herken bijzonder taalgebruik.
  • Ik kan zinnen met overbodige woorden verbeteren.
  • Ik kan letterlijk en figuurlijk taalgebruik onderscheiden van elkaar.

Slide 2 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk
  • Je kunt woorden letterlijk of figuurlijk gebruiken. 
  • Als je iets letterlijk bedoelt, dan bedoel je precies wat je zegt of schrijft. 
  • Als je iets figuurlijk bedoelt, dan bedoel je niet precies wat je zegt of schrijft. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt bij spreekwoorden. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn synoniemen ook al weer?
  • Een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Bijvoorbeeld: liegen - jokken


Slide 4 - Tekstslide

Verschil letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Letterlijk taalgebruik
    - je zegt/schrijft precies wat je bedoelt
    Voorbeeld: Ik ben verliefd.


  • Figuurlijk taalgebruik
    - je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt
    Voorbeeld: Ik heb vlinders in de buik.

Slide 5 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 6 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 7 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 11 - Quizvraag

Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Wat een hondeweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

De man struikelde over zijn veter.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 18 - Quizvraag

Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 19 - Quizvraag

Letterlijk en figuurlijk

Slide 20 - Tekstslide

Over taal
blok 1 t/m 4 af

Slide 22 - Tekstslide