2.3 k4
1 / 19
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Kim gaat sparen en haar geld zet ze op een spaarrekening bij de bank. Welk spaarmotief hoort hierbij?
A
Rente
B
Doel
C
Voorzorg
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer moet de bank rente betalen?
A
Als mensen geld sparen bij de bank
B
Als mensen geld lenen bij de bank
Slide 5 - Quizvraag
Wat is onjuist?
A
Het voordeel van beleggen is dat je geld meer waard kan worden.
B
Als je gaat beleggen kan je niet alleen koersstijging ontvangen, maar ook dividend.
C
Het risico van beleggen is dat je geen dividend ontvangt.
D
Als het slecht gaat met een bedrijf dan daalt de waarden van de aandelen.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat zijn de kredietkosten van een lening?
A
Aflossing
B
Rente
C
Krediet
D
Lease
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Als ik een hypotheek afsluit, wat is dan mijn leenmotief?
A
Geldtekort
B
Consumptiegoed willen aanschaffen
C
Huis willen kopen
D
Onverwachte tegenvaller
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat voor lening hoort bij 'rood staan'?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Salariskrediet
D
Consumptief krediet
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
In welke situatie ben je meteen eigenaar?
A
Leasen
B
Huurkoop
C
Koop op afbetaling
D
Consumptief krediet
