Verleden tijd werkwoorden

Verleden tijd
 werkwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verleden tijd
 werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Werk in tweetallen
Schrijf op:
-enkelvoud verleden tijd
-meervoud verleden tijd
Van deze werkwoorden:
-pakken
-leggen
-doden
-hopen
-kussen
-leven
-vrezen

Slide 15 - Tekstslide

Verleden Tijd.
Ik ..... zijn hand gisteren.
A
schudde
B
schudden
C
schudte
D
schudten

Slide 16 - Quizvraag

Verleden Tijd.
Hij ..... gisteren pas heel laat.
A
antwoordte
B
antwoordde
C
anwoorde
D
antwoordten

Slide 17 - Quizvraag

Verleden Tijd.
Wij ..... gisteren de paarden.
A
voedte
B
voedten
C
voedden
D
voedde

Slide 18 - Quizvraag

Verleden Tijd.
De wonden ..... heel erg.
A
bloedde
B
bloedt
C
bloedden
D
bloedte

Slide 19 - Quizvraag

Verleden Tijd.
Het vliegtuig ..... gisteren pas heel laat.
A
landt
B
landden
C
landten
D
landde

Slide 20 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden
Beginnen - Begon - Ik ben begonnen
Drinken - Dronk - Ik heb gedronken
Denken - Dacht - Ik heb gedacht
Brengen - Bracht - Ik heb gebracht
Vallen - Viel - Ik ben gevallen
Eten - At - Ik heb gegeten
Rijden - Reed - Ik heb gereden

Slide 21 - Tekstslide

Verleden Tijd.
Ik..........(kopen )

Slide 22 - Open vraag

Verleden Tijd.
Ik .......(eten) mijn pasta op.

Slide 23 - Open vraag

Verleden Tijd.
Mijn moeder ......(komen) gisteren bij mij eten

Slide 24 - Open vraag