Herhaling unidad 1

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesdoel

Herhalen van de grammatica en woorden van unidad 1

Wat betekent 'la ciudad'?

1. de stoel
2. de stad
3. het potlood
4. het dorp

Wat betekent '¿Cuántos años tienes?'

1. Hoe heet je?
2. Wat betekent?
3. Hoe oud ben je?
4. Hoe gaat het?

Wat betekent 'cómo'?

1. hoe
2. wat
3. wie
4. waar

¿Te acuerdas? Weet je nog?

Wat betekent 'tú eres'?

1. ik ben
2. jij bent
3. hij is
4. wij zijn

Vul de juiste vorm van het werkwoord ser in:
Ella .......... española.

Vul de juiste vorm van het werkwoord ser in:
Yo .......... española.

Welke vorm van ser volgt?
Los bolígrafos ......

1. soy
2. es
3. sois
4. son

Als je wilt zeggen wie je bent, kun je kiezen tussen:

1. Soy ... / Eres...
2. Sois.../ Me llamo...
3. Soy.../ Me llamo...
4. Sois.../ Me llamo...

¿Cómo se deletrea 'hola'?

1. jota - o - ele - a
2. hache - o - l - a
3. hache - o - ele - a
4. a - de - i - o - ese

Welk woord wordt hier gespeld?
'e - ese - pe - a - eñe - o - ele'

Wat zijn 'bepaalde' lidwoorden (=de, het) in het Spaans?

1. el, la, los, las
2. un, una, unos, unas

Vul het juiste lidwoord in:
...... (De) perro se llama Max.

¡Es ...... (een) solución muy buena!

1. un
2. una
3. el
4. la

¿Te acuerdas? Weet je nog? 

Meervoudsregel

Als een woord eindigt op een klinker: + s (chico > chicos)

Als een woord eindigt op een medeklinker: + es (borrador > borradores)

Zet in het meervoud:
el gato

Zet in het meervoud:
el gato

Zet in het meervoud:
una ciudad