Hoofdstuk 5

Leerdoelen week 21: Paragraaf 5.1 en 5.2

•  Je weet het verschil tussen extrinsieke en intrinsieke leiders
• Je kent de taken van een leidinggevende
• Je kent het beslissingsmodel.

Intrinsieke leiders: Het komt uit jezelf

Extrinsiek leiders: Aangeleerd of opgedragen

We maken opdracht 2, 3 blz 144

Daarna kijken we het klassikaal na.

Opdracht

Werk in 2-tallen.

Beschrijf de ideale leidinggevende en geef aan welke vaardigheden hij / zij moet hebben.

Is het een intrinsieke of extrinsieke leidinggevende?

Noem iemand in je omgeving (of daarbuiten) die hieraan voldoet en geef aan waarom?

Leerdoelen week 22: Paragraaf 5.3 en 5.4

• Je kent de 3 belangrijke taken van een leidinggevende
• Je weet wat delegeren is, kent de voordelen en de nadelen maar ook de valkuilen / aandachtspunten. 
• Je kent de voorwaarden voor een zelfsturend team.

Leerdoelen week 23: Paragraaf 5.5 en 5.7

•  Je weet hoe je op een juiste manier een instructie geeft en waarom je dit altijd moet evalueren.
• Je kent de 5 verschillende leiderschapsstijlen en kunt ze omschrijven.
• Je kent de basis van de 4 verschillende leiderschapstheorieen.

Wat werkt beter?

Straffen of belonen en waarom??

Leerdoelen week 24: Paragraaf 5.8 tot en met 5.10

•  Je weet wat een kwaliteitscyclus is en waar de letters PDCA voor staan.
• Je kent het verschil tussen groepsgericht en individueel gericht leidinggeven
• Je kent de management-by- technieken.