Demonstrative pronouns and Can

1MH!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1MH!

Slide 1 - Tekstslide

Goals
At the end of this lesson...
  • You know how and when to use the demonstrative pronouns (aanwijzende voornaamwoorden)

Slide 2 - Tekstslide

Goals
At the end of this lesson...
  • You know how and when to use the verb can (kunnen - in staat zijn om iets te doen)

Slide 3 - Tekstslide


Demonstrative Pronouns
(Aanwijzend Voornaamwoorden)

Slide 4 - Tekstslide

What do we already know?
We don't have to learn it again!

Slide 5 - Tekstslide

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 6 - Quizvraag

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 7 - Quizvraag

Dichtbij
Ver weg
Enkelvoud
Meervoud
This
That
These
Those

Slide 8 - Sleepvraag

What are all those cars doing over there?
A
correct
B
incorrect

Slide 9 - Quizvraag

How did you get these jacket?
A
correct
B
incorrect

Slide 10 - Quizvraag

Tekst
this
that
these
those
enkelvoud
dichtbij
meervoud
dichtbij
enkelvoud
Ver weg
meervoud
Ver weg

Slide 11 - Sleepvraag

Wanneer gebruik je welk aanwijzend voornaamwoord?
Om te beslissen welk aanwijzend voornaamwoord je wanneer moet gebruiken moet je jezelf de volgende vragen stellen:
1. Is het ding dichtbij of ver weg?
2. Is het ding enkelvoud of meervoud?

Slide 12 - Tekstslide

Demonstrative pronouns

Slide 13 - Tekstslide

Can.
What do we already know?
We don't have to learn that again!!!!

Slide 14 - Tekstslide

Fill in the gap:
I am sick. I _______ come to your party, sorry.
A
can
B
can't
C
could

Slide 15 - Quizvraag

Fill in the gap:
It's very loud in here, I ______ hear you!
A
can
B
can't
C
could
D
coudn't

Slide 16 - Quizvraag

You xxxxxx go to the toilet during lessons.
A
Doesn't
B
Can't
C
Could
D
Haven't

Slide 17 - Quizvraag

Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I can swim
I can't swim
Can I swim?
You can swim
You can't swim
Can you swim?
He/She?It can swim
He can't swim
Can it swim?
We can swim
We can't swim
Can we swim?
You can swim 
You can't swim
Can you swim
They can swim
They can't swim
Can the swim?

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent can?

Slide 19 - Tekstslide

Wat betekent can?
  • In staat zijn om iets te doen (het wel kunnen)
  • Het is niet hetzelfde als may (toestemming hebben/krijgen)

Slide 20 - Tekstslide

Evaluatie:
  1. Wat hebben wij geleerd en gedaan?
  2. Ging het toepassen goed?
  3. Hoe zorg je ervoor dat je herinnert wat er vandaag geleerd is? 

Slide 21 - Tekstslide

Reflectie
  • Rust/Rest
  • Respect
  • Responsibility

Slide 22 - Tekstslide