H3 Demander et indiquer le chemin

Demander et indiquer 
le chemin 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Demander et indiquer 
le chemin 

Slide 1 - Tekstslide

Objectif:
Vocabulaire en zinnen 
om de weg te vragen en te wijzen
Vragen = demander
Wijzen = indiquer
De weg = le chemin, la route

Gedurende de hele lessonUp leer je dingen over de weg wijzen in het Frans. 

Slide 2 - Tekstslide

De weg vragen en wijzen:
welke Franse woorden
komen bij je op?

Slide 3 - Open vraag

Une vidéo avec des questions
Bij het volgende filmpje zit alleen muziek, geen gesproken woord;
Daarna volgen enkele vragen:
geconcentreerd meelezen dus.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoe zegt Tony dat ie verdwaald is?
A
Je suis à pied
B
Je suis perdu

Slide 6 - Quizvraag


Hoe begint Tony beleefd zijn vraag aan de meneer?
(......... .........) est-ce qu'il y a une boulangerie?

Slide 7 - Open vraag

Hoe kun je de weg naar het café vragen?
A
Pardon, Madame, pour aller au café?
B
Excusez-moi Madame, je cherche un restaurant?
C
Pardon Monsieur, où est le supermaché s'il vous plaît?
D
Pardon Monsieur, il y a un magasin tout près?

Slide 8 - Quizvraag

Hoe zeg je dat iemand de eerste straat links moet nemen?
A
Vous allez tout droit
B
Vous prenez la première rue à droite
C
Vous tournez à gauche
D
Vous prenez la première rue à gauche

Slide 9 - Quizvraag

Vul in:
(Voor) la poste il y a une banque
A
Avant
B
Devant
C
Pour
D
Au bout de

Slide 10 - Quizvraag

(Tegenover) l'hôpital se trouve un cinéma
A
Au bout de
B
Entre
C
En face de
D
A droite de

Slide 11 - Quizvraag

Vul in:
Il y a un parc (achter) la maison
A
Derrière
B
Entre
C
Devant
D
En face

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

aller
tourner
avancer
passer
traverser
continuer
prendre
descendre la rue
afslaan
langskomen
doorgaan
gaan
verderlopen
de straat uitlopen
oversteken
nemen

Slide 15 - Sleepvraag

Hoe wens je iemand een prettige dag?

Slide 16 - Open vraag

Vul aan:
Vous allez tout droit (tot aan) la cathédrale

Slide 17 - Open vraag

Vul aan:
C'est à cent mètres, juste (naast de) cinéma

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Vertaal 'met de boot'
A
en voiture
B
en moto
C
en avion
D
en bateau

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal; 'met de fiets'
A
à vélo
B
en auto
C
en bateau
D
en avion

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal; 'Nee, het is niet ver.'
A
Oui, c'est très très loin.
B
Non, ce n'est pas loin.
C
C'est vraiment dommage.
D
Je ne suis pas d'accord.

Slide 22 - Quizvraag

Vertaal:
aan uw linkerhand
A
à gauche
B
à droite
C
sur votre gauche
D
sur votre droite

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal:
Kunt u mij helpen?
A
Vous pouvez m'aider?
B
Vous pouvez m'aimer?
C
Vous pouvez traverser?
D
Vous êtes trop belle.

Slide 24 - Quizvraag

Kies een vertrekpunt en een doel. Maak hiervan een beschrijving van minimaal 5 zinnen. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide