H7 7.1 Tijd van pruiken en revoluties

 Tijd van Pruiken en revoluties
1700-1800
7.1 Oriëntatie 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Tijd van Pruiken en revoluties
1700-1800
7.1 Oriëntatie 

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is er in Nederland in de Gouden Eeuw sprake van een 'burgerlijke cultuur' in de kunst? Waarom is dat anders dan in landen om ons heen?

Slide 2 - Open vraag

Empirisme
Rationalisme
Je verstand en logisch redeneren is de basis voor kennis
Waarneming door je zintuigen is de basis voor kennis
Natuurkunde
Filosofie
Sterrenkunde
John Locke
René Descartes
Galileo Galilei

Slide 3 - Sleepvraag

Leerdoel
Wat gaan we allemaal behandelen in hoofdstuk/tijdvak 7 Tijd van pruiken en revoluties?

Slide 4 - Tekstslide

7. Pruiken en Revoluties

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkende Aspecten
  • Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
  • Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
  • Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
  • De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.

Slide 6 - Tekstslide

KA: Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
Verlichting: denkstroming waarbij het menselijk verstand centraal staat.
Hoogtepunt in de 18e eeuw.
  • Gebruik verstand
  • Vrijheid
  • Gelijkheid
  • Denkende mens zorgt voor vooruitgang (dus burgers moeten invloed hebben op het bestuur.

Slide 7 - Tekstslide

Welk begrip past het beste bij de Verlichting?
A
gloeilamp
B
Led-verlichting
C
gelijkheid
D
slavernij

Slide 8 - Quizvraag

KA: Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
Bij een ancien regime is er sprake van:
  • absolute macht
  • standensamenleving
Koningen gaan echter wel nadenken over de veranderingen in de maatschappij: verlicht absolutisme: alles voor, niets door het volk.

Slide 9 - Tekstslide

Ancien Régime
Ancien = Oud Régime = Bestuur
Is deze naam voor of na de Franse Revolutie bedacht?
A
Voor
B
Na

Slide 10 - Quizvraag

KA: Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
Waarom zijn er slaven?
Plantagekoloniën 
trans-Atlantische slavenhandel/driehoekshandel
abolitionisme

Slide 11 - Tekstslide

Kies de enige juiste omschrijving van ‘abolitionisme’:


A
Abolitionisme is de uitbuiting van slaven door de slavenhouders op de (katoen)plantages.
B
Abolitionisme is de afschaffing van de slavernij in de 19de eeuw.
C
Abolitionisme is de wijze waarop de Nederlanders de slaven in Afrika opkochten.
D
Abolitionisme is het streven naar de afschaffing van de slavernij.

Slide 12 - Quizvraag

KA: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
Er zijn 3 democratische revoluties:
De Amerikaanse revolutie: 1775-1783: VS wordt onafhankelijk van Engeland.
De Franse revolutie: 1789: omverwerpen ancien regime
De Bataafse revolutie: 1795: Macht van de stadhouder wordt omvergeworpen door de patriotten. De republiek wordt een eenheidsstaat.

Slide 13 - Tekstslide

Welke Revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Bataafse Revolutie

Slide 14 - Quizvraag

Begin met de vragen van paragraaf 7.2!

Slide 15 - Tekstslide