Fictie T3- boek 1- verhaalaspecten

Fictiedossier T3
Verhaalaspecten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictiedossier T3
Verhaalaspecten

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 2 - Woordweb

Realistisch is hetzelfde als waargebeurd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Als een verhaal chronologisch is, dan betekent dat ...
A
... niks
B
... iets
C
... dat de gebeurtenissen in een verhaal in de juiste volgorde staan.
D
... dat de gebeurtenissen in een verhaal niet in de juiste volgorde staan.

Slide 4 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met een flashback in een verhaal?
A
een korte terugblik
B
de schrijver neemt je terug in het verhaal
C
verwijzing naar het verleden
D
een lampje die terug schijnt

Slide 5 - Quizvraag

Als een verhaal begint op 1 januari en eindigt op 31 januari, dan heeft het verhaal een...
A
chronologische volgorde
B
niet-chronologische volgorde.

Slide 6 - Quizvraag

Als een verhaal een terugblik bevat, dan heeft het verhaal een...
A
chronologische volgorde.
B
niet-chronologische volgorde.

Slide 7 - Quizvraag

Als een verhaal één verhaallijn heeft, dan ...
A
... draait het om de gevoelens en gebeurtenissen van één personage.
B
... zijn er verschillende hoofdpersonen die ieder hun eigen problemen hebben.

Slide 8 - Quizvraag

Als een verhaal meerdere verhaallijnen heeft, dan ...
A
... draait het om de gevoelens en gebeurtenissen van één personage.
B
... zijn er verschillende hoofdpersonen die ieder hun eigen problemen hebben.

Slide 9 - Quizvraag

Welke van de volgende kenmerken horen bij een hoofdpersoon? Let op, er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Een hoofdpersoon wordt uitgebreid beschreven.
B
Een hoofdpersoon heeft altijd een probleem, opdracht of doel.
C
Een hoofdpersoon heeft altijd bijfiguren nodig in het verhaal.
D
Je beleeft het verhaal vanuit de hoofdpersoon.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet de (belangrijkste) hoofdpersoon uit jouw boek?

Slide 11 - Woordweb

Welke elementen zijn van belang bij de beschrijving van een personage? Let op, er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Uiterlijk
B
Kenmerken, zoals geslacht en leeftijd
C
Karaktereigenschappen
D
Relaties met andere personages

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een bijfiguur?
A
Het meest onbelangrijke personage in het verhaal.
B
De personages die geen hoofdpersoon zijn.
C
Hetzelfde als een hoofdpersoon.
D
De uitgebreid beschreven personages.

Slide 13 - Quizvraag

Welke grote rollen kan een bijfiguur vervullen? Let op, meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
Helper
B
Familielid
C
Vriend
D
Tegenstander

Slide 14 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met genre?
A
type boek
B
type verhaal
C
type doelgroep
D
type schrijver

Slide 15 - Quizvraag

Welke genres ken je al?

Slide 16 - Woordweb

Tot welk genre behoort jouw boek?

Slide 17 - Woordweb

Wat wordt er bedoeld met de historische tijd?
A
de geschiedenis
B
de tijd waarin het verhaal zich afspeelt
C
het jaartal
D
de historische waarde

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de historische tijd van jouw boek?

Slide 19 - Woordweb

Wat wordt er bedoeld met de verteltijd?
A
hoe lang je vertelt
B
hoe lang het verhaal duurt
C
hoeveel pagina's het verhaal heeft
D
hoeveel woorden het verhaal heeft

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de vertelde tijd?
A
de tijd waarin je het verhaal leest
B
de tijd die in het verhaal verloopt
C
de tijd waarin het afspeelt
D
iets met tijd

Slide 21 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de ruimte in een verhaal?
A
de ruimte
B
de plek waar het afspeelt
C
de marges in het verhaal
D
het aantal bladzijdes

Slide 22 - Quizvraag

Wat wordt er met vertelperspectief bedoeld?
A
het perspectief voor de personages
B
het perspectief van het verloop van het verhaal
C
vanuit welk oogpunt het verhaal verteld wordt
D
vanuit welk oogpunt de hoofdpersoon bekeken wordt

Slide 23 - Quizvraag

Welke klopt niet?
A
de hij/zij-verteller is geen personage
B
de hij/zij- verteller schrijft in de hij of zij vorm
C
de hij/zij-verteller vertelt vanuit zichzelf
D
de hij/zij- verteller is (vaak) is de hoofdpersoon

Slide 24 - Quizvraag

Welke klopt niet?
A
de ik -verteller weet alles
B
Van de ik-verteller kom je de gedachtes te weten
C
de ik-verteller schrijft vanuit zichzelf
D
de ik -verteller is altijd de hoofdpersoon

Slide 25 - Quizvraag

Welke opbouw van een verhaal is correct?
A
probleem, meer problemen, dieptepunt, verbetering, slot
B
beginsituatie, probleem, meer problemen, dieptepunt, verbetering, slot
C
beginsituatie, probleem, meer problemen,, verbetering, slot
D
beginsituatie, probleem, meer problemen, dieptepunt, oplossing, slot

Slide 26 - Quizvraag

Op welke manieren kan een verhaal eindigen?

Slide 27 - Woordweb

FICTIEDOSSIER BOEK 1
VERWERKINGSOPDRACHTEN INLEVEREN OP MAANDAG 7 FEBRUARI- TIJDENS DE LES!

Slide 28 - Tekstslide