Zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en werkwoorden

Wat leren wij vandaag?
De volgende woordsoorten:
  • Zelfstandige naamwoorden (groep 1 + 2)
  • Lidwoorden (groep 1 + 2)
  • Voorzetsels (groep 2)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Wat leren wij vandaag?
De volgende woordsoorten:
  • Zelfstandige naamwoorden (groep 1 + 2)
  • Lidwoorden (groep 1 + 2)
  • Voorzetsels (groep 2)

Slide 1 - Tekstslide

Aan de slag...

Kopie lidwoorden / zelfstandige naamwoorden


Kies van elke opdracht... zinnen 

Daarna... kijk elkaars antwoorden na en bespreek dit met elkaar.


Een zin kun je verdelen in losse woorden.

Die woorden kun je allemaal een naam geven.

Sommigen krijgen dezelfde naam.

Dit heet een woordsoort.

Slide 2 - Tekstslide

Aan de slag...

Kopie lidwoorden / zelfstandige naamwoorden


Kies van elke opdracht... zinnen 

Daarna... kijk elkaars antwoorden na en bespreek dit met elkaar.


Lidwoord: ( LW)

de, het, een

Een lidwoord (LW) staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Groot, dik, jong, blauw
B
lopen, rennen, vliegen, duiken
C
in, op, naast, achter
D
poes, Peter, Nederland, weerbericht

Slide 8 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 9 - Quizvraag

Welke woorden zijn zelfstandige naamwoorden?
A
Mark
B
rijden
C
prachtige
D
schoolgebouw

Slide 10 - Quizvraag

Het groene bankje staat OP het gras.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

De pen zit IN de tas.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
voorzetsel
D
lidwoord

Slide 12 - Quizvraag

Welke woord in de zin is een zelfstandig naamwoord?

Een mooie nieuwe fiets.
A
Een
B
mooie
C
fiets
D
nieuwe

Slide 13 - Quizvraag

De afkorting voor een zelfstandig naamwoord is....
A
PV
B
ZN
C
LW
D
BN

Slide 14 - Quizvraag

De afkorting voor een lidwoord is...
A
BN
B
ZN
C
LV
D
LW

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn lidwoorden?
A
zijn en worden
B
de, het en een
C
ik, hij en wij
D
het onderwerp van de zin

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de ,het, een
B
namen van: mensen, dieren, dingen, planten en eigen namen
C
bijvoeglijke naamwoorden
D
geen idee

Slide 17 - Quizvraag

Wat heb ik geleerd?

Groep 1: Ik kan lidwoorden, zelfstandige naamwoorden herkennen en benoemen in een zin.


Groep 2: Ik kan lidwoorden, voorzetsels en zelfstandige naamwoorden herkennen en benoemen in een zin.


Slide 18 - Tekstslide