Klaarmaken van het recept week 1

Klaarmaken van het recept
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Product zorg 3 week 1MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klaarmaken van het recept

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaarmaken van het recept
  • Welke stappen er gezet worden vanaf de ontvangst van het recept tot aflevering
  • Toelichten wat FMD is
  • Uitleggen hoe je moet handelen bij aflevering 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
De student:
  • Kan de verschillende medicijngroepen herkennen en medicatie  hieronder verdelen
  • Weet waar hij de werking en de risico’s van medicijnen op kan zoeken
  • Kan de algemene aandachtspunten bij medicijngebruik benoemen, en de   medicijnveiligheid behouden
  • Kan medicijnen controleren en opruimen
  • Kan medicijnen afleveren
  • FMD

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FMD?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Falsified Medicines Directive (FMD)
Elke verpakking van een receptplichtig geneesmiddel in Europa moet vanaf 2019 een uniek serienummer hebben dat is vastgelegd in een centrale database. Apotheekmedewerkers mogen dan alleen nog medicijndoosjes met geldige serienummers uitgeven. Dit is een maatregel tegen vervalsing uit de Falsified Medicines Directive (FMD) van de Europese Commissie.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manieren kun
je medicijnen toedienen?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn medicijnen en welke  namen hebben ze ?
Medicijnen noem je ook wel geneesmiddelen of medicamenten. 
In een medicijn zit een werkzame chemische stof

Medicijnen:

Generieke- of stofnaam = werkzame bestanddeel in het medicijn
Spécialité (merknaam) = de beschermde naam van de producent

Slide 7 - Tekstslide

Chemische stof: Deze stof is nauwkeurige beschrijving van de chemische samenstelling van het geneesmiddel. het wordt altijd heel precies beschreven, zodat een apotheker of chemicus het medicijn kan maken. Als een apotheker een medicijn zelf maakt, is het vaak goedkoper dan een medicijn van een bekend merk. Veel zorgverzekeringen vergoeden dan ook alleen het medicijn met de laagste prijs, oftewel het goedkopere  
‘eigen merk’ van de apotheek, dat precies dezelfde werking heeft als het duurdere medicijn. Zo’n eigen merk noem je een locopreparaat.
Het is dan ook een hele lastige, lange naam.

Stofnaam of generieke naam: de stofnaam verwijst naar het werkzame bestanddeel van het middel. Stofnamen van medicijnen uit dezelfde groep lijken vaak op elkaar. Zo eindigen medicijnen uit de groep benzodiazepines meestal op ‘pam’, bijvoorbeeld oxazepam of diazepam.
De stofnaam is een internationaal geaccepteerde naam die is afgeleid van de chemische naam, bijvoorbeeld paracetamol.

Een merknaam begint met een hoofdletter en wordt gevolgd door het teken ®. Het teken ® betekent dat het een merknaam is die in Nederland is geregistreerd. Voor diazepam is dit bijvoorbeeld: Valium® of Stesolid®

bijv Voltaren® (diclofenac). De eerste naam is de merknaam die de farmaceutische industrie aan het product geeft, met een hoofdletter en beschermd merkteken ®.
De tweede naam (diclofenac) is de generieke naam die niet met een hoofdletter hoeft te beginnen. Deze naam is vaak een aanduiding van de werkzame scheikundige stof in het medicijn.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende vormen van geneesmiddelen?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Soorten medicijnen
  • Medicijnen in vloeibare vorm (drankjes, druppels en   injectievloeistoffen)
  • Medicijnen in vaste vorm (Tabletten, Dragees, Capsules,   Zetpillen, Vaginaal tabletten)
  • Medicijnen in poedervorm en pleisters (zalf, strooipoeder en   pleisters)
  • Medicijnen met een verlengde werking (retard)

Slide 11 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag vrijkomt, maar pas in de dunne darm. Zo kan het maagzuur het medicijn niet aantasten. Ze mogen nooit gekauwd of gebroken worden.
Tabletten, dragees en capsules kunnen als bijzondere eigenschap ook een verlengde werking hebben. 
Ze vallen in de maag of de darm langzaam uiteen. Daardoor komt de werkzame stof langzaam vrij. Achter de naam van het medicijn staat dan vaak ‘retard’, wat langzaam betekent. Het voordeel van deze middelen is dat de zorgvrager ze minder vaak hoeft in te nemen.

Aanschrijven en etiketteren
Wat is belangrijk?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aanschrijven en etiketteren
  • naam en geboortedatum patiënt
  • naam  van de voorschrijvende arts
  • De datum
  • handtekening van de arts
  • Naam, sterkte, dosering, hoeveelheid en toedieningswijze van het medicijn
  • Bijzondere aanwijzingen
  • Bewaartermijn, indien van toepassing

Slide 13 - Tekstslide

disciplines die een recept mogen voorschrijven, zijn (huis)artsen, tandartsen, verloskundigen of psychiaters.

Sleep de uitleg en medicijn naar het juiste vakje
bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Verminderen van klachten door suggestie
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
profylactische werking
causale werking
symptoom-
bestrijding
Placebo
bijv. antibiotica

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Placebo-effect
Een placebo is een middel dat er wel als geneesmiddel uitziet, maar geen werkzame stoffen bevat. Een soort neppil dus.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke risico's kan het gebruiken van medicijnen hebben?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Risico's van medicijnen
Het gebruiken van medicijnen kan risico’s met zich meebrengen. Zoals:

  • bijwerkingen
  • cumulatie
  • Interactie of wisselwerking
  • verslaving
  • gewenning

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen/cumulatie/interactie/verslaving/gewenning?

Slide 19 - Open vraag

Een medicijn werkt alleen als het op de plaats komt waar het nodig is. Via het bloed komt het middel ook op plaatsen waar het niet nodig is. Het medicijn kan dan een ongewenste werking hebben: er kunnen bijwerkingen optreden.
Een bijwerking is een ongewenste reactie bij gebruik van een normale dosering van een medicijn.
De bijwerkingen van een medicijn staan altijd vermeld in de bijsluiter en kunnen worden opgezocht in de eerdergenoemde naslagwerken. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn: hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, jeuk, maagpijn, gewenning en verslaving.
Iedere zorgvrager reageert anders op een middel en kan zelf het best aangeven welke veranderingen er optreden. Er zijn ook zorgvragers die de veranderingen niet kunnen aangeven. De volgende punten zijn dan van groot belang:
Observeer en rapporteer je observaties zorgvuldig.
Schakel zo nodig een arts in.
Cumulatie en interactie
Cumulatie betekent ophoping. Een ophoping van medicijnen kan ontstaan doordat er te veel van geslikt wordt of doordat het medicijn te langzaam wordt afgebroken. De concentratie in het bloed wordt te hoog, waardoor een vergiftiging kan ontstaan.
Medicijnen kunnen elkaar ook tegenwerken. Daarom houdt een apotheker precies bij welke medicijnen een zorgvrager krijgt. Als de apotheker ontdekt dat de medicijnen elkaar versterken of juist tegenwerken, neemt hij contact op met de behandelend arts en stelt hij het medicijnplan in overleg bij.
Verslaving en gewenning
Als iemand geestelijk of lichamelijk afhankelijk wordt van een medicijn, is er sprake van verslaving. Het lichaam is gewend aan regelmatige toevoer van de verslavende stof en heeft zich daarop ingesteld. Wanneer die toevoer stopt, is er een gebrek aan die verslavende stof en ontstaan er ontwenningsverschijnselen. Er zijn lichamelijke ontwenningsverschijnselen, zoals trillen, transpireren, zich ziek voelen, en psychische ontwenningsverschijnselen, zoals een sterk verlangen naar het middel.
Een ander verschijnsel is gewenning. Iemand heeft dan meer van het middel nodig om hetzelfde effect te ervaren. Zo heeft iemand die laxantia gebruikt op den duur steeds meer van het middel nodig om hetzelfde effect te verkrijgen. Wanneer men stopt met het middel, ontstaan er echter geen ontwenningsverschijnselen.

Noem voorbeelden van parenterale toedieningswijze

Slide 20 - Open vraag

via de huid: zalf en (antirook)pleisters;
via slijmvliezen: het druppelen van ogen;
via lichaamsholten: oordruppels, vaginaaltabletten of -crèmes;
per inhalatie: denk aan alle middelen voor COPD-patiënten;
per injectie: intraveneus, intracutaan, subcutaan of intramusculair

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zorgverlener die medicijnen gereedmaakt moet hiervoor .... zijn
A
bevoegd
B
bekwaam
C
bevoegd en bekwaam
D
niet bevoegd en bekwaam

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe controleer of je aan de juiste persoon het medicijn geeft?
A
geboortedat. zeggen, zv zegt of het klopt
B
Aan de zorgvrager zijn naam vragen
C
Aan de zorgvrager zijn geboortedatum vragen
D
Je weet gewoon dat het de juiste zorgvrager is

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van geneesmiddeldistributiesysteem voor de patient?

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van GDS
Er zijn verschillende soorten geneesmiddel distributiesystemen, zoals:
Medicijnen op een rol (baxtersysteem)
Medicijndoos
Etui met losse dagcassettes
de Slimme medicijndispenser Medido


Slide 25 - Tekstslide

Medicijnen op een rol: Het systeem medicijnen op een rol (baxtersysteem) is een alternatief voor het uitzetten van medicijnen in medicijndozen. Dit systeem is ontstaan om uitzetfouten te voorkomen. Apothekers zetten de medicijnen uit met behulp van een geautomatiseerd distributiesysteem voor geneesmiddelen. Bij medicijnen op een rol zijn tabletten per zorgvrager per toedieningstijdstip in een doorzichtig zakje verpakt. De aan elkaar gesealde zakjes worden in de vorm van een medicatierol per zorgvrager afgeleverd. Als verpleegkundige moet je de medicijnen controleren, als je ze aan de zorgvrager geeft.
Medicijndoos: Dit is een geneesmiddeldistributiesysteem voor een week met een vaste indeling van hokjes die allemaal even groot zijn.
Etui met losse dagcassettes: Dit zijn medicijnen voor een week met een te verschuiven indeling van hokjes.
Medicatieveiligheid
Het gaat om veilige zorg voor de cliënt én om veilig werken
voor de zorgmedewerker.

Medicatieveiligheid gaat over alle activiteiten die zijn gericht op de juiste voorschrijving, aflevering en het juiste gebruik van geneesmiddelen. Een medicatiefout is elke fout in het proces van voorschrijven, ter hand stellen/afleveren, opslag/beheer, gereedmaken, toedienen/registreren en evalueren, ongeacht of er schade is opgetreden

Slide 26 - Tekstslide

Een van de grootste gezondheidsrisico's  bij een verblijf in een ziekenhuis is een medicatiefout!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies