In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Planning
Welkom
Doel
Terugblik - oefenvragen oncologie
Palliatieve zorg
Aan de slag
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Aan het eind het van de les:
Kun je benoemen wat palliatieve zorg is
Wanneer iemand in de palliatieve fase zit
Wat het doel van palliatieve zorg is
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Oefenvragen oncologie
Slide 3 - Tekstslide
Een bevolkingsonderzoek, voor bijvoorbeeld borst kanker, is een vorm van secundaire preventie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Bij kanker is er een ongeremde deling van cellen in het lichaam:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Bij een kwaadaardige of maligne tumor wijken de tumorcellen af van de gezond cellen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van een maligne tumor?
A
Groeit niet door andere weefsels heen
B
Maligne tumor kan een beligne tumor worden
C
Cellen kunnen losraken en via het bloed en/of lymfe uitzaaien (metastasen)
D
Zijn niet dodelijk (tenzij ze op vitale plaatsen zitten, zoals de hersenen)
Slide 7 - Quizvraag
Bij uitwendige bestraling zijn huidklachten een veel voorkomend probleem. De juiste verpleegkundige interventie hierbij is;
A
De bestraalde huid droog houden
B
De bestraalde huid verzorgen met een vette crème
C
De bestraalde huid wassen met een lotion
Slide 8 - Quizvraag
Een zorgvrager is behandeld met cytostatica en belt vanuit huis naar de verpleegafdeling met klachten van koorts 38.7. De eerste interventie die je uitvoert is:
A
Paracetamol laten innemen
B
24 uur temperatuur observeren en opnieuw laten terugbellen
C
Overleggen met de arts
Slide 9 - Quizvraag
Op een CT scan zijn organen, botten en weefsels goed zichtbaar
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Chemotherapie is de behandeling van kanker met immunoglobuline
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Curatieve behandeling is een toegevoegde behandeling
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Benoem 4 bijwerkingen van de chemotherapie:
Slide 13 - Open vraag
Palliatieve zorg
Slide 14 - Tekstslide
Palliatieve zorg
Slide 15 - Woordweb
Slide 16 - Video
Wat betekent palliatieve zorg?
A
Palliatieve zorg is alle zorg voor mensen met een levensverwachting van ongeveer 3 maanden
B
Palliatieve zorg is alle zorg die er op gericht is iemand met een levensbedreigende ziekte (en zijn naasten) een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven te geven.
C
Palliatieve zorg is de verzorging en verpleging die bij zorgvragers thuis wordt geleverd.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Wanneer begint palliatieve zorg?
A
Als de zorgvrager ondraaglijk en uitzichtloos aan het lijden is
B
Als de zorgvrager niet meer genezen kan worden en je denk dat de zorgvrager binnen een jaar overlijdt.
C
Als de zorgvrager veel pijn heeft en binnen 3 maanden komt te overlijden
D
Wanneer de zorgvrager geen zin meer in het leven heeft.
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Palliatieve zorg bestaat uit 4 verschillende fasen.
In de symptoomgerichte palliatie wordt de ziekte behandeld zonder dat er genezing mogelijk is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
De palliatieve fase verloopt in grote lijnen op drie verschillende manieren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Wat heb jij nodig als verpleegkundige en als mens om zorgvragers te verplegen die weten dat ze gaan overlijden?
Slide 28 - Open vraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Aan de slag
Aanvullen begrippenlijst
Proeftoets maken
Zorg dat je de proeftoets + begrippenlijst volgende week af hebt. Deze gaan we in de les nabespreken!
Slide 32 - Tekstslide
Lesevaluatie: wat heb ik deze les geleerd?
Slide 33 - Open vraag
Lesevaluatie: noteer een tip en top voor deze les (en/of voor mij).