samenvatting ch 5 klas 3

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
Wat? herhalen chapitre 5 + faire le bilan
Hoe? klassikaal en individueel
Tijd? 45 minuten
Hulp? boek + laptop
Klaar? slim stampen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Il mange ..... chocolat (m.)
A
de la
B
du

Slide 5 - Quizvraag

Il achète..... baguettes.
A
des
B
de la

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Uitzonderingen.
Na de woorden aimer, adorer, préférer en détester komt altijd le, la, les, l' voor het zelfstandig naamwoord. Ook als er een ontkenning in de zin staat.
- j'aime le brocoli 
-Je n'aime pas les choux de Bruxelles.
- Je déteste les choux de Bruxelles.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Je ne mange pas..... pain
A
du
B
de

Slide 11 - Quizvraag

Il préfère ...... chocolat
A
du
B
de
C
la
D
le

Slide 12 - Quizvraag

Elle prend beaucoup .....tomates
A
de
B
des

Slide 13 - Quizvraag

Elle déteste ..... épinards.
A
des
B
les

Slide 14 - Quizvraag

Il aime .... éclairs au café.
A
les
B
des

Slide 15 - Quizvraag

J'achète un kilo ..... couscous.
A
du
B
de
C
le

Slide 16 - Quizvraag

Il prend deux litres ...... Coca-cola et un litre ..... Red bull.
A
de / de
B
le/le

Slide 17 - Quizvraag

Tu ne veux pas .... pommes?
A
les
B
de

Slide 18 - Quizvraag

Il n'y a plus .... chips
A
des
B
les
C
le
D
de

Slide 19 - Quizvraag

Venir - Présent 
Nederlands
Frans
Ik kom
Je viens
Jij komt
Tu viens
Hij / Zij / Men komt
Il / Elle / On vient
Wij komen
Nous venons
Jullie komen / U komt
Vous venez
Zij komen
Ils / Elles viennent

Slide 20 - Tekstslide

Venir - passé composé
Nederlands
Frans
Ik ben gekomen
Je suis venu(e)
Jij bent gekomen
Tu es venu(e)
Hij is gekomen / Zij is gekomen / Men is gekomen
Il est venu / Elle est venue / On est venu(e)(s)
Wij zijn gekomen
Nous sommes venu(e)s
Jullie zijn gekomen / U bent gekomen
Vous êtes venu(e)(s)
Zij zijn gekomen
Ils sont venus / Elles sont venues
Let op: venir wordt met être vervoegd, dus je moet soms iets aan het voltooid deelwoord toevoegen

Slide 21 - Tekstslide

Faire
le bilan de chapitre 5.
Klaar? slim stampen alles van hoofdstuk 5 maken.

Slide 22 - Tekstslide