Periode 2 - week 46 - H.2.1 Fictie

Welkom!

Nederlands
periode 2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Nederlands
periode 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       

- H. 2.1 Fictie, p. 57: opdr. 6 + 7 

- Boek uitlezen, bouwplan recensie maken                
SCHRIJF IN JE AGENDA
Huiswerk woensdag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woensdag 16 november


Wat gaan we doen: 

  • Tussenstand online recensie
  • H. 2.1 Fictie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       
LET OP!
In plaats van de theorie in het lesboek, 
(psychisch perspectief, p.57) behandelen we de volgende begrippen: 
ik-verteller, personale verteller, alwetende verteller en meervoudig perspectief
Zie volgende slides.
Vertelperspectief

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Perspectief en vertelsituaties

Ik-vertelsituatie
De lezer kijkt door de ogen van een ik-figuur. Je weet als lezer niet meer dan de ik-verteller.
Personale vertelsituatie
Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van één personage. De hij/zij-vorm wordt gebruikt.
Alwetende vertelsituatie
De verteller weet alles over de personages, hij kent het verleden en de toekomst. 
Meervoudige vertelsituatie
Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van meerdere vertellers.
Meervoudige ik-vertelsituatie: meerdere ikken door wiens ogen je kijkt.
Meervoudige personale vertelsituatie: meerdere hij- of zijfiguren met wie je meekijkt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk perspectief?
Stefan schoof zijn voetbalplunje naar het midden van de kamer en zette het raam open, want het stonk werkelijk vreselijk: een muffe grondlucht vermengd met zuur zweet. Maar daarom hoefde zijn moeder toch niet zo uit haar dak te gaan, dacht hij. Die kleren zijn na vijf minuten toch weer vuil. Op het veld ruik je dat niet. Bij de meesten staat de schimmel in hun tas, behalve bij Frits en Davie, de heertjes.  Keurig gestreken shirtjes en broekjes, gewassen kousen en in het veld lopen ze te krukken. Wat heb je aan die gasten?
Personaal perspectief
  • Je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij ziet, denkt en voelt.
  • De schrijver kruipt in de huid van één verhaalpersonage.
  • De schrijver vertelt het verhaal vanuit het perspectief van die persoon, die ‘hij’ of ‘zij’ wordt genoemd. Vaak noemt de schrijver ook de naam van het personage. Als lezer weet je evenveel als de hij/zij-persoon. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk perspectief?
Alwetende verteller
  • Het lijkt net of de verteller in de toekomst kan kijken.
  • Hij of zij weet al wat er gaat gebeuren en hoe het verhaal eindigt.
  • Deze verteller doet niet mee aan het verhaal, maar is iemand die het verhaal vertelt. Hij hangt als het ware boven het verhaal.
  • Als je van meerdere personages weet wat zij zien, denken en voelen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk perspectief?
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                              
 (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdpersoon

Bijfiguren
Hebben een flat character: Je komt niet zoveel over ze te weten. Ze veranderen nauwelijks in de loop van het verhaal (maken geen groei door) en hebben maar een paar eigenschappen.
Heeft een round character. Belangrijkste uitgewerkte verhaalfiguur, je komt veel over het karakter en de drijfveren te weten. Deze persoon ontwikkelt zich, maakt een groei door.
Verhaalfiguren
Personages leer je op 3 manieren kennen:
  • door wat ze denken of voelen;
  • door wat ze doen of zeggen
  • door wat anderen over hen denken of zeggen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       
H.2.1 Fictie
p. 55
We lezen samen tekst 2 'Ongebruikelijk'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
H. 2.1 Fictie, p. 57: opdr. 6 + 7

 Wat?

Met wie?

Hulp?

Klaar?

Zelfstandig, in stilte
 Steek je vinger op
1. Lees de opdracht voor de online recensie
2. Schrijf het bouwplan voor je online recensie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

boekverfilming
De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van Mel Wallis de Vries. Film is een visueel medium. Een verschil tussen boek en film heeft te maken met tijd. Een film duurt meestal niet langer dan twee uur, terwijl het soms weken kost om een boek uit te lezen.
Pak je schrift en pen erbij!
Schrijf de namen alvast op
Abby
Kim
Pippa
Feline

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1: Boekverfilming
Vragen vooraf.

Antwoorden: 
- Vraag 1 en 2: eigen antwoord.
- Vraag 3: Zie extra informatie boekverfilming. Suggestie: De filmmaker moet ervoor zorgen dat het boek wordt omgeschreven naar een filmscenario voor een film van maximaal twee uur. Wat in het boek wordt beschreven, moet in de film worden verbeeld.
- Vraag 4 en 5: Denk aan comics, Harry Potter, etc. 

Extra informatie boekverfilming:
De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van Mel Wallis de Vries. Film is een visueel medium. Karakters, gedachten, gevoelens, omgeving of sfeer worden (meestal) niet met woorden uitgelegd, zoals in een boek, maar worden verbeeld. Een ander verschil tussen boek en film heeft te maken met tijd. Een film duurt meestal niet langer dan twee uur, terwijl het soms weken kost om een boek uit te lezen. De filmmaker moet dus bepalen op welke manier het verhaal binnen twee uur verbeeld kan worden. Een filmmaker kiest er soms voor om hele delen te schrappen of veranderen.
thriller
Bij een thriller draait het om spanning. De kijker moet op het puntje van zijn of haar stoel zitten. 
Vals is een thriller. Sommigen zeggen dat de filmVals horrorelementen bevat. Wat is het verschil tussen een thriller en een horror? 

Naar filmfragment >
Je gaat nu kijken naar het openingsshot van de film Vals.
Vals is een boekverfilming. 
Wie heeft het boek Vals gelezen? 
Wie heeft de film gezien?

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2: Thriller
Vragen vooraf.

Antwoorden:
- Vraag 1 t/m 6: De antwoorden op deze vragen zijn persoonlijk. Onderzoek met de leerlingen of er overeenkomsten zijn tussen elkaar, of juist verrassende verschillen. Vindt iedereen hetzelfde eng? Houdt iedereen van thrillers?
- Vraag 7: Het label horror wordt geplakt op verhalen waarbij het de bedoeling is de lezer of kijker de stuipen op het lijf te jagen. In een horrorfilm ligt de nadruk dus op het laten schrikken van de kijker. De kijker weet vaak al snel wie de kwaadaardige figuur is en volgt de strijd van het hoofdpersonage tegen de kwade tegenstander. Horrorfilms worden vaak geassocieerd met schrikmomenten en gruwelijke en bloederige scènes. In een thriller ligt de nadruk op het in spanning houden van de kijker. De kijker wil een mysterie ontrafelen. Vaak wordt aan het einde van het verhaal pas onthult wie de slechterik is.

Extra informatie thriller:
Bij een thriller draait het om spanning. De kijker moet op het puntje van zijn of haar stoel zitten. Actie, gevaar en telkens nieuwe cliffhangers, alles moet ervoor zorgen dat je als kijker tot het eind toe in spanning wordt gehouden. Pas dan worden alle geheimen openbaar en leiden alle eerdere aanwijzingen tot de ontknoping van het mysterie.
7

Slide 15 - Video

Fragment 1
00:07-00:10
Vooruitverwijzing! (Korte flashforward.)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

00:36-00:42
Wat is het effect van het openingsshot op jou?

 Waarom denk je dat de filmmaker voor dit beeld gekozen heeft?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

00:54-00:58
Waar en in welke tijd speelt het verhaal zich af?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

01:20-01:26
Wat zijn de verhoudingen tussen de personages, denk je? 
Observeer de komende minuten en schrijf op.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

02:58-03:02
Wat verwacht je dat er gaat gebeuren na deze eerste scenes? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

03:41-03:46
Noteer wat je allemaal te weten komt over de personages. Denk aan: -uiterlijk, 
-karaktereigenschappen, - achtergrond (familie, werk of opleiding)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

07:30-07:34
Wie is de hoofdpersoon? Waarom denk je dat?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies