Grammatica - Taalkundig

Grammatica
Taalkundig
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Taalkundig

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Zonder werkwoord heb je geen goede zin.

Een werkwoord heeft verschillende vormen. Het past zich aan, aan wie of wat het doet.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Ik keek gisteravond naar een spannende film.
A
ik
B
gisteravond
C
keek
D
film

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer hebben we weer les op school?
A
hebben
B
weer
C
les
D
school

Slide 6 - Quizvraag

Het sneeuwde dinsdag even!
A
het
B
sneeuwde
C
dinsdag
D
even

Slide 7 - Quizvraag

Typ het werkwoord:

Ik maak een ommetje met de hond vandaag.

Slide 8 - Open vraag


Wij drinken morgen samen een drankje.

Slide 9 - Open vraag


Dit weekend maak ik een sneeuwpop.

Slide 10 - Open vraag

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Een zinsdeel bestaat uit één of meer woorden. In een zinsdeel kan een werkwoord staan, maar er zijn ook andere woordsoorten: het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten en dingen.

Slide 13 - Tekstslide

Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden: namen van mensen en dieren, maar ook namen van plaatsen, rivieren en landen.
Zelfstandig naamwoord 

Slide 14 - Tekstslide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.

Lidwoorden horen bij zelfstandige naamwoorden.

Het lidwoord een kun je bijna altijd gebruiken.

Bij het meervoud hoort altijd de.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden

Schrijf 7 zelfstandige naamwoorden op!

Slide 18 - Tekstslide

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Analyse
B
Citroen
C
Luisteren
D
Liefde

Slide 20 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 21 - Quizvraag


Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Boek
B
Tas
C
Lopen
D
Huis

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord
A
Vertrekken
B
Koerier
C
Geweldig
D
Manager

Slide 23 - Quizvraag


Een zelfstandig naamwoord...
A
is altijd met een hoofdletter
B
is een mens, dier, plant, ding of gevoel
C
heeft altijd een lidwoord
D
heeft altijd een meervoud

Slide 24 - Quizvraag

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Verdriet
B
Hond
C
Rommelig
D
Batterij

Slide 27 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
paard
B
school
C
liefde
D
mooi

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
lopen
B
boodschappen doen
C
de wekker
D
staan

Slide 29 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Koe
B
zwemmen
C
fiets
D
broer

Slide 30 - Quizvraag

Maken les 12
1 t/m 6 maken

Slide 31 - Tekstslide