Waar moet je op letten voor en tijdens het maken van een toets?

Waar moet je op letten voor en tijdens het maken van een toets?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Waar moet je op letten voor en tijdens het maken van een toets?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je:
1. Welke dingen belangrijk zijn tijdens en voor het maken van een toets.
2.Dat je toetsvragen goed moet lezen zodat je precies weet wat er gevraagd wordt.

3.Wat er gebeurt tijdens een black-out.
4.Wat je kunt doen als je een black-out hebt.
5.Hoe je een black-out kunt voorkomen.


Slide 2 - Tekstslide

Eten en Drinken
  • Je hersenen gebruiken 30% van alle energie in je lichaam.
  • Zorg er dus voor dat je voldoende gegeten en gedronken hebt.

Slide 3 - Tekstslide

Wat doe jij als je het antwoord op een vraag niet weet?

Slide 4 - Woordweb

Sla de vraag over!
Als je de vraag waarop je het antwoord niet weet, kun je die vraag het beste even overslaan. Je hersenen gaan onbewust met die vraag aan de slag. De kans is groot dat je een poosje later het antwoord wel weer weet.

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb jij liever: open vragen of meerkeuzevragen?

Slide 6 - Woordweb

Tips voor meerkeuzevragen:
De vragen zijn zo gesteld dat je vaak gaat twijfelen. Dus:

Beantwoord eerst de vraag zonder naar de antwoordmogelijkheden te kijken.
Streep de onzin-antwoorden door.
Blijf bij je eerste keus, dat is meestal de beste keus.

Slide 7 - Tekstslide

Tip voor het beantwoorden van een open vraag
  • Herhaal je vraag in je antwoord. De kans dat je dan meer punten krijgt is groter. 
  • Voorbeeld
  • Wat is een organisme?
  • Een organisme is een levend wezen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt er gevraagd en wat betekent dat?
Vraag: Wat is het verschil tussen een ladder en een trap? 
Er worden twee zaken genoemd in de vraag dus er moeten ook twee zaken genoemd worden in je antwoord.

Antwoord:
Een ladder heeft sporten en een trap heeft treden.

Slide 9 - Tekstslide

Wat wordt er gevraagd en wat betekent dat?
Vraag: Leg uit hoe het komt dat er in het voorjaar weer blaadjes aan de bomen komen.
Er wordt om een uitleg gevraagd....
Antwoord: In het voorjaar komt de sapstroom op gang waardoor de bomen weer uitlopen.

Slide 10 - Tekstslide

Nog een voorbeeld:
Een vraag met "beargumenteer" . In je antwoord moet je dus 1 of meerdere argumenten noemen.
Vraag: Beargumenteer waarom het in de winter verstandig is een jas aan te trekken als je naar buiten gaat.
Antwoord: als je je warm aankleedt, loop je minder kans ziek te worden (argument) en als je je warm aankleedt krijg je het niet koud. (argument)

Slide 11 - Tekstslide

Een laatste voorbeeld.
Vraag: Benoem de verschillen tussen een boom en een struik?
Het gaat over "verschillen", meervoud. Je zult dus minimaal twee zaken moeten noemen.
Antwoord: een boom is een houtige plant met een stam en kroon en een hoogte van meer dan 7 meter. Een struik vertakt al aan de grond, zonder duidelijke stam en is lager dan 7 meter.

Slide 12 - Tekstslide

Heb jij wel eens last van stress tijdens een toets?

Slide 13 - Woordweb

Een beetje stress is niet erg. Dat is juist goed. Het zorgt ervoor dat je scherp bent.

Slide 14 - Tekstslide

Heb je wel eens een black-out gehad tijdens het maken van een toets?

Slide 15 - Woordweb

Dit gebeurt er als je een black-out hebt:
1. Je geheugen blokkeert.
2. Je bijnieren maken een hormoon aan: noradrenaline.
3. Dat hormoon komt in je bloedbaan.
4. Dat hormoon zorgt ervoor dat je niet meer bij de stof in je geheugen kunt komen. Je kunt niet meer logisch nadenken.
5. Je weet niets meer, alles wat je geleerd hebt, is weg.
6. Als je het lokaal uitloopt na afloop van de toets, weet je het opeens weer.

Slide 16 - Tekstslide

Wat je moet weten over NORADRENALINE:
1. Noradrenaline wordt afgebroken door zuurstof.
2.Daarom weet je het weer als je het lokaal uitloopt, je ademt beter en dieper doordat je in beweging komt en je krijgt daardoor meer zuurstof.
3.De noradrenaline wordt afgebroken, waardoor je weer logisch kunt nadenken.

Slide 17 - Tekstslide

Wat moet je doen als je een black-out hebt?
1. Leg je werk even neer, neem een korte pauze,
2. Doe een ademhalingsoefening. Dat hoeft niemand te merken.
3. Je ademt rustig in door de neus  (4 seconden)
4. Je ademt rustig uit door de mond (6 a 8 seconden)
5. Je herhaalt dit een aantal minuten.
6. Na ongeveer 5 minuten zul je merken dat je black-out weg is.
7. Thuis deze ademhalingsoefening regelmatig oefenen HELPT!.

Slide 18 - Tekstslide

Voorkomen is beter dan genezen. Hoe kun je een black-out voorkomen?
1. Inkoppertje: Bereid je toets goed voor

Slide 19 - Tekstslide

Tip 2:
2. Sporten . Door regelmatig te sporten kun je je beter ontspannen.  

Slide 20 - Tekstslide

Tip 3:
3. Ga voor de toets, als het kan, even buiten een stukje wandelen.

Slide 21 - Tekstslide

Tip 4:
4. Denk aan iets positiefs als je het lokaal ingaat.

Slide 22 - Tekstslide

Tip 5:
5. Nog steeds stress: vertel het iemand; een klasgenoot, of je docent. Dat lucht op.

Slide 23 - Tekstslide

NIET DOEN:
Ga niet gauw nog even alles overkijken. Dat zorgt voor nog meer stress.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe zinvol vind jij de tips over de black-out?
0100

Slide 25 - Poll

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Wat is voor jou de beste tip uit deze les?

Slide 27 - Woordweb