6.1 Hoe wordt er geproduceerd? (deel 2)

Hoofdstuk 6
6.1 Hoe wordt er geproduceerd
Doelen: 
  • Ik weet welke productiefactoren nodig zijn om te produceren.  
  • Ik kan waardevermindering van kapitaalgoederen berekenen 
  • Ik weet wat een bedrijfskolom is
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6
6.1 Hoe wordt er geproduceerd
Doelen: 
  • Ik weet welke productiefactoren nodig zijn om te produceren.  
  • Ik kan waardevermindering van kapitaalgoederen berekenen 
  • Ik weet wat een bedrijfskolom is

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  • Begrippen deze les
  • Herhalen productiefactoren + beloningen
  • Bespreken huiswerk 
  • Herhaling door het bekijken van een filmpje over de kosten om een spijkerbroek te maken


Slide 2 - Tekstslide

begrippen deze les:
productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
arbeidsintensief:     vooral productie door menselijke arbeid
kapitaalintentsief:   bij de productie naar verhouding meer kapitaalgoederen

afschrijving:              de jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen

toegevoegde waarde:  de extra waarde van een product die ontstaat        
                                                doordat een bedrijf het product bewerkt.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Om welke productiefactor gaat het?

"Alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je in het productieproces gebruikt"
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 5 - Quizvraag

Om welke productiefactor gaat het?

"Iemand probeert winst te maken door op de juiste mannier de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal in te zetten"
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 6 - Quizvraag

Om welke productiefactor gaat het?

"Grondstoffen, fossiele brandstoffen, de grond zelf, lucht, zonlicht en water"
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 7 - Quizvraag

Om welke productiefactor gaat het?

"zowel lichamelijke als geestelijke inspanning die mensen leveren bij het produceren"
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 8 - Quizvraag

Loon of salaris
Pacht
Rente
Winst
Huur
Arbeid
Natuur
Kapitaal
Kapitaal
Ondernemerschap

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 5
Wat heb je bij vraag 5 ingevuld??

Daarna kijken wij wat het kost om een spijkerbroek te maken

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Een voorbeeld van de productiefactor natuur uit het filmpje:
A
Chemicaliën die gebruikt worden
B
Medewerker die de broek opschuurt
C
7.000 liter water per broek
D
Transport van de broeken

Slide 13 - Quizvraag

De medewerkers die met chemicaliën de wassing aanbrengen op de spijkerbroeken zijn een voorbeeld van de productiefactor:
A
Natuur
B
Kapitaal
C
Arbeid
D
Ondernemerschap

Slide 14 - Quizvraag

De productiefactor kapitaal bestaat uit machines, gebouwen en geld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

De toegevoegde waarde door de spijkerbroek fabrikant is:
A
12 - 7 = 5 euro
B
217 - 7 = 210 euro
C
217 - 12 = 205 euro

Slide 16 - Quizvraag

Er ontstaat 7.000 liter verontreinigd water per spijkerbroek. Dit wordt zelden gereinigd. Dit water is een voorbeeld van:
A
Maatschappelijke opbrengsten
B
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
C
Maatschappelijke kosten

Slide 17 - Quizvraag

De productie van spijkerbroeken is heel...
A
Kapitaalintensief
B
Arbeidsintensief

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

.

Voorbeeld: 
Een bedrijf koopt een vrachtwagen van €120.000,-. Per jaar rijdt deze vrachtauto 90.000 km. Na 5 jaar ruilt het bedrijf de vrachtwagen weer in. Deze levert dan nog € 30.000,-.
Bereken de afschrijving per jaar van deze vrachtauto.

Slide 20 - Tekstslide

.

                                   (      120.000               -       30.000        )        :             5              = 
                                                                   90.000                                  :             5              =   € 18.000 per jaar

Voorbeeld: 
Een bedrijf koopt een vrachtwagen van €120.000,-. Per jaar rijdt deze vrachtauto 90.000 km. Na 5 jaar ruilt het bedrijf de vrachtwagen weer in. Deze levert dan nog € 30.000,-.
Bereken de afschrijving per jaar van deze vrachtauto.

Slide 21 - Tekstslide

Kaasboer de Jong heeft een bestelwagen van €12.900 die hij vijf jaar gebruikt. Bij inruil verwacht hij nog €2.750,- voor de bestelauto terug te krijgen.
Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opgave 7 t/m 11 
Tijdens de les --> alles wat niet af is wordt huiswerk voor maandag

Slide 26 - Tekstslide