Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Taal les 7
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taal les 7
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijke
naamwoorden

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel


  • Jullie weten wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
  • Jullie kunnen voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden opnoemen.



Slide 4 - Tekstslide


Zelfstandig naamwoord?
Bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.



De schoen is blauw.

Slide 6 - Tekstslide

Dian schreef een keurige mail.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 7 - Quizvraag

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is

Een zilveren ring



    Slide 8 - Tekstslide

    Slide 9 - Video

    Slide 10 - Tekstslide

    Wat zijn voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Lieve, drukke, mooie
    B
    IJzeren, gouden, wollen

    Slide 11 - Quizvraag

    1. Een zilveren kettinkje.
    2. De drukke hond.
    In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Zin 1
    B
    Zin 2

    Slide 12 - Quizvraag

    Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Thuis en dak
    B
    Eiken en rieten
    C
    Hebben en tafel
    D
    Tafel en dak

    Slide 13 - Quizvraag

    Snappet
    Maken taal les 7: 
    • 1 j
    • Heel opgave 2
    • 2x10 in het +je 

    Klaar:
    • Taal verhaal afmaken
    • Werkpakket taal
    • Slimme keuze

    timer
    20:00

    Slide 14 - Tekstslide

    Ik weet wat stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden zijn en kan hier voorbeelden van geven.
    A
    B
    C
    D

    Slide 15 - Quizvraag