7.1 De industriële Revolutie

1 / 12
volgende
Slide 1: Video
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Leerdoelen
  • De factoren noemen die bijdroegen aan de groei en verandering van de Britse economie vanaf 1750
  • Een aantal economische en sociale gevolgen van de industriële revolutie noemen
  • Met behulp van de begrippen ‘kapitalisme’ en ‘economisch liberalisme’ uitleggen dat er op economisch gebied sprake was van verandering.

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
  • De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
  • De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Slide 3 - Tekstslide

Engeland 18e eeuw
Samenhangende factoren waardoor de Engelse economie groeide in de 18e eeuw:
  • Meer opbrengst in de landbouw door nieuwe gewassen, betere werktuigen en wetenschappelijke kennis
  • Bevolkingsgroei (meer voedsel en ziektebestrijding) zorgde voor meer vraag naar voedsel en kleding 
  • Goedkope grondstoffen uit de kolonies (b.v.: katoen) gaf een impuls aan de industrie

Slide 4 - Tekstslide

Textielnijverheid
  • Winst uit handel en landbouw werd gebruikt voor innovatie van apparaten in de textielindustrie (zie afbeeldingen hiernaast)
  • Huisspinners en -wevers konden hiermee onmogelijk concurreren. De huisnijverheid verdween dan ook.
  •  in 1782 wist James Watt de stoommachine zodanig te verbeteren, dat zij op grote schaal kon worden ingezet in (textiel)fabrieken.
1764: Spinning Jenny (Hargreaves): 16 draden tegelijk spinnen
1770 Waterframe (Arkwright): honderden draden tegelijk op waterkracht
1787: De Power loom (Cartwright): weefgetouw aangedreven door stoom

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Gevolgen voor de rest van de economie 
  • Andere bedrijfstakken gingen ook stoommachines gebruiken (mijnbouw en ijzerindustrie) 
  • kleine dorpen en stadjes ontwikkelden zich tot enorme fabriekssteden met honderdduizenden inwoners
  • Aanleg van kanalen en spoorwegen door het hele land (verplaatsen grondstoffen en eindproducten)

Slide 8 - Tekstslide

Sociale gevolgen
  • veel plattelandsbewoners waren naar de industriesteden getrokken. Deze mensen vormden een nieuwe sociale groep, de arbeidersklasse
  • Hun werk- en leefomstandigheden waren beroerd: lange werktijden, kinderarbeid, lage lonen, slechte huizen, dicht op elkaar, geen riool of waterleidingen etc... (sociale kwestie)

Slide 9 - Tekstslide

Modern kapitalisme
Het 'oude' handelskapitalisme (16e/17e eeuw):
In het handelskapitalisme investeren ondernemers niet in machines en grondstoffen om zelf iets te produceren, maar hooguit in schepen en personeel om handelswaar te verplaatsen.
Modern kapitalisme (18e/19e eeuw):
Ondernemers maken gebruik van vrije arbeid en productiemiddelen als grond, gebouwen, machines en grondstoffen, die ze in eigen bezit hebben ter productie om winst te maken!

Slide 10 - Tekstslide

Economisch liberalisme
  • Voor 18e eeuw: mercantilisme:  de economie laten groeien en beschermen ten koste van andere landen door wetten (importheffing etc.)
  • Vanaf 18e eeuw: o.i.v. Adam Smith (grondlegger liberalisme) meer economische vrijheid zonder staatsbemoeienis. Door vrije concurrentie werden mensen gedwongen steeds betere producten te maken tegen steeds lagere prijzen.
1776

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen
  • Industriële samenleving: samenleving waarin industrie het voornaamste bestaansmiddel is.
  • Industrialisatie: mechanisering van de arbeid.
  • Arbeidersklasse: de groep mensen die zelf geen productiemiddelen bezitten en alleen geld kunnen verdienen door hun arbeid te verkopen.
  • Industriële revolutie: grote verandering in de samenleving waarbij industrie en verkeer steeds meer worden gemechaniseerd. 
  • Modern kapitalisme: economisch systeem waarin particuliere ondernemers met behulp van vrije arbeid goederen en diensten produceren met het doel zo veel mogelijk winst te maken door ze op de vrije markt te verkopen.
  • Economisch liberalisme: het streven naar een economisch systeem waarbij de staat zich zo min mogelijk bemoeit met de economie en de ondernemer maximale vrijheid heeft.

Slide 12 - Tekstslide