Fase 3, (fase 2 bekwaam) periode 2 les 2 hoofdletters en interpunctie

Fase 3
hoofdletters en interpunctie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fase 3
hoofdletters en interpunctie

Slide 1 - Tekstslide

Algemeen
Aan het begin van de zin staat een hoofdletter.
maar:
‘s Middags eet ik altijd vier boterhammen.
7 is mijn lievelingsgetal.

Slide 2 - Tekstslide

Namen
  • Tineke van der Meer (let op: mevrouw Van der Meer)
  • Kerstmis
  • Apple
  • de Tweede Wereldoorlog
  • Amsterdam
maar:
Heb jij een paracetamol voor me?


Slide 3 - Tekstslide

Aardrijkskundige namen en talen en afleidingen daarvan

  • Amsterdam
  • de Franse camping
  • Het Fries is een officiële taal.
  • de Rijn

Slide 4 - Tekstslide

Géén hoofdletter bij:
  • samenstellingen van feestdagen: het kerstcadeautje
  • windstreken: het zuiden
  • namen van seizoenen: de lente
  • titels: de president, de professor

Slide 5 - Tekstslide

Géén hoofdletter bij:
  • formele aanduidingen bij personen: u, uw
  • periodes: de middeleeuwen
  • religieuze stromingen: de islam, het christendom
  • schoolsoorten: het vmbo, het roc (wel in eigennaam: ROC Friese Poort)

Slide 6 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
burgemeester Cohen
B
Burgemeester Cohen

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
de rijn
B
de Rijn

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
adhd
B
ADHD

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Soa
B
SOA
C
soa

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
de middeleeuwen
B
de Middeleeuwen

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
31 koeien staan in de wei.
B
31 Koeien staan in de wei.

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
'S avonds eten wij altijd warm.
B
's avonds eten wij altijd warm.
C
's Avonds eten wij altijd warm.
D
'S Avonds eten wij altijd warm.

Slide 13 - Quizvraag

Een punt gebruik je...
  • om een zin af te sluiten.
  • bij sommige afkortingen:
 ‘Mag ik die toets z.s.m. doen?’ (zou je het ook zeggen?)

Maar geen punt bij:
  • apk, gsm, slb
  • afkortingen van maten en gewichten:
 3 m (meter), 10 kg (kilogram)


Slide 14 - Tekstslide

De komma...
  • in opsommingen
 Een goede thuishulp is verzorgende, verpleegkundige, psychiater en hulp in de huishouding tegelijk.

  • tussen twee persoonsvormen
 Als ik dat wist, zou ik het wel zeggen.

Slide 15 - Tekstslide

Het vraagteken...
  • Na een vraag: Heeft iedereen een brief gekregen?

Maar: 
Ik vraag me af of iedereen een brief heeft gekregen.

Slide 16 - Tekstslide

Het uitroepteken...
  • na een bevel: Hou daar onmiddellijk mee op!
  • na een uitroep: Wat erg!

Pas op met het uitroepteken in verslagen en werkstukken. Het kan al snel een beetje kinderachtig overkomen.

Slide 17 - Tekstslide

De dubbele punt...
  • na een aankondiging van een opsomming
Dit zijn mijn kwaliteiten: gastvrij, behulpzaam en stressbestendig.
  • om een citaat aan te kondigen
Toen zei mijn begeleider: ‘Jammer, volgende keer beter!’
  • voor een uitleg
Zo bedien je de oven: …

Slide 18 - Tekstslide

Aanhalingstekens...
  • bij een citaat
Mijn begeleider zei: ‘Volgende keer beter!’
  • als je een woord ironisch bedoelt
Wat een ‘geweldige’ begeleiding heb ik gehad.
  • als het om het woord of de groep woorden zelf gaat
In deze stage heb ik echt geleerd wat ‘hard werken’ inhoudt.

Slide 19 - Tekstslide

Welke zin is goed geschreven?
A
Ik houd van patat, pannenkoeken en pizza.
B
Ik houd van patat pannenkoeken en pizza.

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
De man zei 'Hoe gaat het?'
B
De man zei: 'Hoe gaat het?'

Slide 21 - Quizvraag

Aanhalingstekens...

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
café
B
cafè
C
cafee
D
kavé

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Max's verjaardag
B
Maxs' verjaardag
C
Max' verjaardag
D
Max verjaardag

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
s' morgens
B
's morgens
C
smorgens

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
voor en nadelen
B
voor- en nadelen
C
voorennadelen
D
voordelen en na-

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
mbo'er
B
mboer
C
mbo-er
D
mbo-ér

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
scéne
B
scêne
C
scene
D
scène

Slide 29 - Quizvraag