Samenvattende les - Hoofdstuk 6

Productie & Markt
Samenvattende les Hoofdstuk 6
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Productie & Markt
Samenvattende les Hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk Bespreken

Slide 2 - Tekstslide

A
B
C
D

Slide 3 - Tekstslide

 6.1 Hoe wordt er geproduceerd?

Slide 4 - Tekstslide

Afschrijvingen
Art besluit om zijn heftruck te verkopen. Hij krijgt daar nu nog €8.900 voor. Hij heeft de heftruck 7 jaar geleden gekocht. Elk jaar heeft hij er €3.360 op afgeschreven. Bereken voor welk bedrag Art de heftruck heeft gekocht. 
De waardevermindering in zeven jaar is: 7 x € 3.360 = € 23.520
Aanschafprijs was: € 23.520 + € 8.900 = € 32.420

Slide 5 - Tekstslide

Amanda heeft een bedrijfswagen uitgezocht voor €69.000. Ze wil de wagen over 6 jaar inruilen en verwacht er dan nog €12.000 voor te krijgen.

A. Bereken de jaarlijkse afschrijving

B. Bereken wat de waarde van de bedrijfswagen is na
     - Na 1 jaar
     - Na 3 jaar
     - Na 5 jaar
A
De totale waardevermindering is: € 69.000 ‒ € 12.000 = € 57.000
De afschrijving per jaar is: € 57.000 ÷ 6 = € 9.500

B
Waarde na 1 jaar: € 69.000 ‒ € 9.500 = € 59.500
Waarde na 3 jaar: € 69.000 ‒ 3 x € 9.500 = € 40.500
Waarde na 5 jaar: € 69.000 ‒ 5 x € 9.500 = € 21.500

Slide 6 - Tekstslide

Wat staat hier afgebeeld?

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel heeft het platenlabel aan waarde toegevoegd?

Slide 8 - Tekstslide

 6.2 Van alle markten thuis?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

A. Bereken hoe groot het marktaandeel passagiersvervoer van Amsterdam is binnen de top 10.

B. Hoeveel procent van de passagiers vliegt via een Londense luchthaven?
A
a (alles x 1000)
   Het totaal van deze tien luchthavens is: 480.800
   Marktaandeel Schiphol: 52.500 = … % van 480.800
   52.500 ÷ 480.800 x 100 = 10,9%
B
b Totaal van de twee luchthavens in Londen is: 72.300 + 35.400 = 107.700
    107.700 = … % van 480.800
    107.700 ÷ 480.800 x 100 = 22,4%

Slide 11 - Tekstslide

Marktaandeel
Het marktaandeel is het stukje afzet van een bedrijf vergeleken met de totale markt in een %. 

Volkswagen produceert in een jaar 350.000 auto's en in de totale markt worden 10.000.000 auto's geproduceerd, dan is het marktaandeel van Volkswagen?

350.000 : 10.000.000 x 100% = 3.5%

Slide 12 - Tekstslide

 6.3 Winst of verlies?

Slide 13 - Tekstslide

Verkoopprijs
De verkoopprijs is de prijs die bedrijven rekenen voor een product zodat het met winst verkopen. 

Een bedrijf koopt opladers in voor €4,00 per stuk. De brutowinstmarge is 75% van de inkoopprijs. Hoeveel is de verkoopprijs?

Inkoopprijs                      =  100%
Brutowinstmarge        =  75%   +
Verkoopprijs                  =   175%
Verkoopprijs = 175%

175 : 100 x €4,00 = €7,00

Slide 14 - Tekstslide

Consumentenprijs
De consumentenprijs is de prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

De verkoopprijs van de opladers is €7,00. De btw is 21%. Hoeveel betaalt de consument?


Verkoopprijs               = 100%
BTW                                = 21%      +
Consumentenprijs    = 121%

Cosumentenprijs = 121%

121 : 100 x €7,00 = €8,47

Slide 15 - Tekstslide

Consumentenprijs
De consumentenprijs is de prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

De consumentenprijs van de opladers is €12,50. De btw is 21%. Hoeveel is de verkoopprijs?


Verkoopprijs               = 100%
BTW                                =  21%      +
Consumentenprijs    = 121%

Cosumentenprijs    =     121%
Consumentenprijs = € 12,50

€12,50 : 121 x 100 = €10,33
of 
€12,50 x 100 : 121 = €10,33

Slide 16 - Tekstslide

Verkoopprijs + Consumentenprijs
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Als de brutowinstmarge 65% is en de BTW 21% ziet het overzicht er zo uit!

Slide 17 - Tekstslide

Schema winst berekenen

Slide 18 - Tekstslide

 6.4 Nog meer produceren?

Slide 19 - Tekstslide

In een jaar produceert een jamfabriek met 135 werknemers 6.581.250 potjes jam. 

A. Bereken de arbeidsproductiviteit bij de jamfabriek per jaar.

B. De productie dit jaar stijgt naar 6.900.000 potjes jam. Er werken dit jaar 20 werknemers minder dan vorig jaar. Bereken de nieuwe arbeidsproductiviteit.
a. 6.581.250 ÷ 135 = 48.570 potjes per werknemer

b. Aantal werknemers wordt 135 – 20 = 115
    6.900.000 ÷ 115 = 60.000 potjes per werknemer

Slide 20 - Tekstslide



In scooterfabriek Milano ligt de arbeidsproductiviteit op 3 scooters per dag. De werknemers in deze fabriek werken gemiddeld 4 dagen in de week. De jaarlijkse productie is 93.600 scooters. Hoeveel werknemers werken er in deze fabriek? 
Productie per werknemer per jaar is 3 scooters x 4 dagen x 52 weken = 624 scooters per persoon per jaar.

93.600 ÷ 624 = 150 werknemers

Slide 21 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
totale productie per periode : aantal werknemers

Slide 22 - Tekstslide