H4 27-02-2025




Hoofdstuk 4
(inter)nationaal










Petra de Bekker 27 februari 2025
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les




Hoofdstuk 4
(inter)nationaal










Petra de Bekker 27 februari 2025

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • dobbelspel: voegwoorden en woordvolgorde
  • vocabulaire
  • werkwoorden: het perfectum

Slide 2 - Tekstslide

Dobbelspel: 
de spelregels

Cursist A neemt een kaartje en leest het voor. De overige cursisten gooien om de beurt met de dobbelsteen. Het aantal ogen op de dobbelsteen bepaalt de reactie:

Slide 3 - Tekstslide


  1. Geef een positieve reactie, maar stel wel een voorwaarde. Gebruik mits.
  2. Geef een positieve reactie. Licht toe. Gebruik want.
  3. Geef een positieve reactie, maar stel wel een voorwaarde. Gebruik als.
  4. Geef een negatieve reactie. Geef een toelichting. Gebruik hoewel.
  5. Geef een negatieve reactie. Geef een toelichting. Gebruik tenzij.
  6. Geef een positieve of een negatieve reactie. Licht toe. Gebruik maar.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld:

Cursist A: “Ik wil morgen gaan schaatsen. Heeft iemand schaatsen die ik kan lenen?”

Cursist B (gooit 1): “Ja, je kunt de mijne wel lenen, mits ik ze voor het weekend terugkrijg.”

Cursist C (gooit 5): “Nou, dat lijkt me niet handig, tenzij je heel dikke sokken aantrekt. Ik heb twee maten groter dan jij!”

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica
Werkwoordstijden: het imperfectum en het perfectum

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent 'afdwingen'?
Er zijn 2 goede antwoorden.
A
Een verplichting opleggen
B
Iets op de lange termijn plannen
C
Iets met geweld verkrijgen
D
Vrijwillig toestaan

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Het perfectum: zinnen maken
Maak zinnen van minimaal 7 woorden met de volgende werkwoorden:
 zijn, behandelen, eisen, zich inzetten voor, aanpakken, bezoeken, ontbijten

Gebruik in elke zin 
  • een andere tijdsaanduiding, bijvoorbeeld gisteren, vorige week, vanochtend, 3 jaar geleden
  • een ander persoonlijk voornaamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent 'zich inzetten voor'?
Er zijn 2 goede antwoorden.
A
Actief bijdragen aan verandering
B
Een doel of zaak ondersteunen
C
Passief afwachten
D
Geen verantwoordelijkheid nemen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'onderhouden'?
Er zijn 2 goede antwoorden.
A
Iets in goede staat houden
B
Het negeren van problemen
C
Iets helemaal nieuw maken
D
Zorg dragen voor

Slide 13 - Quizvraag

Bedenk een synoniem

de aanpak
afkomstig zijn uit
geruime tijd
inspelen op
mede
de opvatting
schetsen
voortijdig
aandacht wijden aan





hoe je iets doet, de manier
vandaan komen
best wel lang
actief reageren op iets
ook
de mening, het denkbeeld
kort beschrijven, tekenen
te vroeg, eerder dan de bedoeling is
aandacht besteden aan




Slide 14 - Tekstslide

Opdrachten uit het boek

Opdracht 11 - werk in tweetallen
Geef een reactie op de zinnen. Gebruik minstens 1 blauw woord.
Schrijf je reactie ook op.

Opdracht 12
Kies het juiste antwoord.

Slide 15 - Tekstslide

Uit het boek

Opdracht 13
Imperfectum: vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Daarna
Lees de teksten op pagina 152.

Opdracht 14
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Slide 16 - Tekstslide

Grammatica
Voegwoorden (conjunctiva) en woordvolgorde.

Slide 17 - Tekstslide