H3_Verben haben + sein +werden Präteritum

Haben, sein und werden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Haben, sein und werden

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je haben + sein in de VT en werden in de TT vervoegen.

Slide 2 - Tekstslide

Präteritum
= verleden tijd

Het is geweest en is herkenbaar aan woorden zoals: 
gestern, voriges Jahr, letzte Woche usw.

Slide 3 - Tekstslide

haben tt

ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben

volt. dw: (haben) gehabt
haben vt

ich hatte
du hattest
er/sie/es hatte
wir hatten
ihr hattet
sie/Sie hatten

volt. dw: (haben) gehabt

Slide 4 - Tekstslide

sein tt

ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

volt. dw: (sein) gewesen
sein vt

ich war
du warst
er/sie/es war
wir waren
ihr wart
sie/Sie waren

volt. dw: (sein) gewesen

Slide 5 - Tekstslide

werden tt

ich werde
du wirst
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden

volt. dw: (sein) geworden
2 betekenissen:
worden en zullen

Bij de betekenis van zullen, zal er altijd, naast werden, nog een ander ww in de zin staan.

Gebruik werden als iets in toekomst gebeurt!!



 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 8 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 9 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wird
werden
werden
wirst
werdet
werde

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Präteritum
sein
(Welke van de 4 opties is goed?)
A
ich bin
B
ich was
C
ich war
D
ich ware

Slide 12 - Quizvraag

Präteritum
sein
A
ihr seit
B
ihr wart
C
ihr waret
D
ihr seid

Slide 13 - Quizvraag

Präteritum
haben
A
du hattest
B
du hatest
C
du habtest
D
du habte

Slide 14 - Quizvraag

Präteritum
haben
A
wir hatten
B
wir habten
C
wir hattet
D
wir haten

Slide 15 - Quizvraag

Präsens
werden (zullen/worden)
A
ihr werden
B
ihr werdet
C
er werde
D
er wird

Slide 16 - Quizvraag

Präsens
werden (worden)
A
er werdet
B
ich werdt
C
du werdst
D
ich werde

Slide 17 - Quizvraag

Präsens
werden (worden)
A
er werdet
B
wir werdet
C
er wird

Slide 18 - Quizvraag

Johanna ................ dir helfen wenn sie Zeit findet.

Slide 19 - Open vraag

Mit wem ............... ihr nach Hamburg gehen?

Slide 20 - Open vraag

Nein, wir ............... nie zurückommen.

Slide 21 - Open vraag

Evaluatie
Wat ging deze les goed?

Slide 22 - Open vraag

Evaluatie:
Wat ging niet zo goed en vind je nog moeilijk?

Slide 23 - Open vraag

Hoe kan je goed voorbereiden op de formatieve toets?
Viel Erfolg beim Vorbereiten!

Slide 24 - Tekstslide