H8 les 4 (8.4 en 8.5)

Herhaling H7
Naamgeving: Geslacht soort
Populaties
Populatiedichtheid
Populatiegrootte
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H7
Naamgeving: Geslacht soort
Populaties
Populatiedichtheid
Populatiegrootte

Slide 1 - Tekstslide

Twee vogels hebben de volgende wetanschappelijke naam: Gallus domesticus en Passer domesticus. Behoren deze tot dezelfde soort? En tot hetzelfde geslacht?
A
Wel dezelfde soort, niet hetzelfde geslacht.
B
Wel dezelfde soort, ook hetzelfde geslacht.
C
Niet dezelfde soort, niet hetzelfde geslacht.
D
Niet dezelfde soort, wel hetzelfde geslacht.

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Horen alle graskarpers in een vijver tot één populatie? En horen alle graskarpers in Nijverdal tot één populatie?
A
In een vijver wel, in Nijverdal niet
B
In een vijver niet, in Nijverdal wel
C
Beide wel
D
Beide niet

Slide 4 - Quizvraag

In mijn achtertuin groeien de grassen 'Carex pendula' en 'Carex flacca'. Behoren deze tot dezelfde populatie?
A
Ja, want ze leven in hetzelfde gebied
B
Nee, het gebied is te klein voor een populatie
C
Ja, want het zijn beide grassen
D
Nee, want ze behoren niet tot dezelfde soort

Slide 5 - Quizvraag

Stelling: Wanneer de populatiegrootte toeneemt, neemt automatisch ook de populatiedichtheid toe.
A
Altijd waar, omdat er nu meer dieren zijn
B
Altijd waar, omdat er nu meer dieren per m2 zijn
C
Niet altijd waar, de dieren kunnen zich ook meer verspreiden
D
Niet waar, de dichtheid heeft niets te maken met de grootte

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

In een bepaald gebied worden 240 kevers gevangen. Deze kevers krijgen een verfstip op hun rug en worden vrijgelaten. Na enige tijd worden opnieuw kevers gevangen, 120 zonder stip en 120 met stip. Hoeveel kevers zijn er in het gebied? Vul alleen een getal in.

Slide 9 - Open vraag

Uitleg
De eerder gevangen 240 dieren maken de helft uit van de tweede vangst. 
Dus je kan zeggen dat 240 dieren dus de helft van de totale populatie is. (Ongeveer, want het is natuurlijk een steekproef.)
Of met de formule: x=(o/g)*y
x=(240/120)*240=480

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Op welke manier groeit een populatie?
A
als het geboortecijfer hoger is dan het sterftecijfer
B
als immigratie + sterftecijfer lager is dan emigratie + geboortecijfer
C
als het geboortecijfer hoger is dan de emigratie
D
als immigratie + geboortecijfer hoger is dan emigratie + sterftecijfer

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Start: volgroeid (climax) ecosysteem
Alles is dood: geen ecosysteem. Wél de mineralen die afkomstig zijn van de planten die hier eens groeiden. En die door de brand als as op de grond liggen.
Een paar soorten planten die goed tegen open vlaktes kunnen (met veel wisseling van temperatuur, veel wind en weinig beschutting) groeien: een pioniersecosysteem
Meer planten kunnen groeien tussen de pioniersoorten. Er groeien nu ook struiken bijvoorbeeld. Dit opeenvolgen van soorten noemen we successie.
Verdere successie: Nog meer soorten kunnen groeien tussen de pioniersoorten. Er groeien nu ook bomen.
Einde van de successie: Climax ecosysteem

Slide 15 - Tekstslide

Het beginstadium van successie
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 16 - Quizvraag

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 17 - Quizvraag

eenvoudig voedselweb
A
Pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 18 - Quizvraag


A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 19 - Quizvraag


A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 20 - Quizvraag

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 21 - Quizvraag

Waardoor is een ingewikkeld voedselweb meestal stabieler dan een eenvoudig voedselweb?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Herhaling H7: Draagkracht
= maximale populatiegrootte die in een ecosysteem gedurende langere tijd kan worden onderhouden.

Slide 28 - Tekstslide

Damhert
De damherten zijn kenmerkend voor de Amsterdamse Waterleiding Duinen. De afgelopen jaren is het aantal damherten echter te groot geworden. Dat zorgt voor schade aan andere natuurwaarden (dieren, planten) en voor overlast in het verkeer en de omgeving. Daarom heeft de gemeente Amsterdam na uitgebreid onderzoek en overleg besloten om het aantal damherten door actief beheer te verminderen. Afschot blijkt de best mogelijke oplossing.

Slide 29 - Tekstslide

Je zou kunnen zeggen dat de damherten een plaag vormen in de duinen. Noem twee factoren die ertoe hebben bijgedragen dat de damherten nu een plaag vormen.

Slide 30 - Open vraag

Herten komen nu regelmatig in tuinen, dus veel mensen willen een hek om de duinen. Wat gebeurt er met het gebied als er een hek omheen wordt gezet, en er geen herten geschoten worden? Gebruik het woord draagkracht.

Slide 31 - Open vraag

Uitleg
persistente
accumulatie betekent letterlijk: ophoping. In dit geval dus ophoping in de voedselketen

Slide 32 - Tekstslide

In de afbeelding hiernaast is een spuitbus te zien, met gif tegen insecten. Je ziet dat het gif persistent is. Waaraan?
A
Het gif voor insecten doodt ook de boom
B
Het gif hoopt zich op in de voedselketen
C
Er vindt accumulatie plaats
D
De insecten gaan er niet aan dood

Slide 33 - Quizvraag

De accumulatie van persistente giffen in de voedselketen heeft vaak tot gevolg dat...
A
de dieren onderaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
B
de dieren bovenaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
C
overal in de voedselketen de dieren ongeveer evenveel gif in hun lichaam hebben.

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide