Les 28 26 april 2025

Les 28 26 april 2025
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary Education

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 28 26 april 2025

Slide 1 - Tekstslide

L26 Wat doen we vandaag? 

Welkom! 

1. Cursus 6 formuleren §5 Lastige verwijswoorden en herhaling §4. 
2. Schrijfopdracht bespreken
3. Koningsquiz! 
3. Lesafsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Welk verwijswoord?
Enkelvoud (m)
Hij, hem, zijn
Deze, die
Enkelvoud (v)
Zij, ze, haar
Deze, die
Enkelvoud (o)
Het, zijn
Dit, dat
Meervoud
Zij, ze, hen, hun
Deze, die

Slide 3 - Tekstslide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 4 - Tekstslide

HUN en HEN 
Wanneer gebruik je 'hun', en wanneer 'hen' of 'ze' of 'zij'? 
Let op: 'hun' is nooit een onderwerp.  Het is niet "Hun hebben plezier".

'Hun' wordt gebruikt als bezittelijk voornaamwoord. 
"Dit is hun huis".  hun auto, hun paarden, etc. 

En hoe verder? Let op: heel vroeger werd 'hun' en 'hen' vaak door elkaar gehaald. Daar heeft  Christiaen van Heule in de 17e eeuw een stokje voor gestoken... 

Slide 5 - Tekstslide

HUN en HEN 


De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst (1625)




Slide 6 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden 
Voorbeeld:
- Hij ontslaat hen.                     (lijdend voorwerp)
- Ik geef het boek aan hen.   (na voorzetsel)
- Ik geef hun het boek.            (meewerkend voorwerp, zonder vz) 

Dus: ik geef hun het boek OF ik geef aan hen het boek. 

Slide 7 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden
Hen of hun?


Slide 8 - Tekstslide

Vul aan:
Hij schonk ___ een kopje koffie in.
A
hen
B
hun

Slide 9 - Quizvraag

Vul aan:
De tranen sprongen ___ in de ogen.
A
hun
B
hen
C
bij hun
D
bij hen

Slide 10 - Quizvraag

Lastige verwijswoorden: Dat of Wat?
- Dat gebruik je om te verwijzen naar het-woorden en gedeeltes van zinnen. 
- Wat gebruik je om te verwijzen naar:
    - dat, datgene
    - alles, iets, niets, het enige
    - overtreffende trap
  - een hele zin

Slide 11 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden
Voorbeelden wat:
- dat, datgene: Dat(gene) wat ik wil, is niet beschikbaar. 
- alles, iets, niets, het enige: Alles wat jij doet, is leuk. 
- overtreffende trap: Patat is het lekkerste wat ik ooit gegeten heb. 
- hele zin: Zij bleef maar tegen mij praten, wat ik heel gezellig vond. 

Slide 12 - Tekstslide

Vul aan:
De activiteitenweek is het leukste ___ ik heb meegemaakt.
A
dat
B
wat

Slide 13 - Quizvraag

Vul aan:
Het meisje ___ daar loopt, heeft een mooie jas aan.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 14 - Quizvraag

Vul aan:
Harry heeft nooit zin om te wandelen, ___ best verrassend is voor een hond.
A
dat
B
wat

Slide 15 - Quizvraag

Lastige verwijswoorden
Waar + vz of vz + wie?

- Naar dieren en dingen verwijs je met: waar + vz
   - De hond waarmee ik wandel, heet Harry
   - De fiets waarop ik fiets, is geel.
- Naar mensen verwijs je met: vz + wie
   - Sam, met wie ik graag afspreek, zit nog op school. 

Slide 16 - Tekstslide

Vul aan:
Het liedje ____ ik je vertelde, draait nu op de radio.
A
over wie
B
waarover

Slide 17 - Quizvraag

Vul aan:
Het konijntje, ____ jij laatst een hok had getimmerd, is heel blij.
A
voor wie
B
waarvoor

Slide 18 - Quizvraag

Vul aan:
Ik ga straks op bezoek bij mijn oma, ___ ik graag tijd doorbreng.
A
met wie
B
waarmee

Slide 19 - Quizvraag

Let op!
Waarmee, waarvoor, waarop, waartegen, waarnaast
Gebruik je bij dieren of dingen

Met wie, voor wie, op wie, tegen wie, naast wie
Gebruik je bij mensen

Slide 20 - Tekstslide

Is dat het meisje ... jij gisteren je mobiel uitleende?
A
aan wie
B
waaraan

Slide 21 - Quizvraag

Dat is mijn oom ... mijn vader graag klaverjast.
A
waarmee
B
met wie

Slide 22 - Quizvraag

Lesafsluiting
Over twee weken is er weer een fysieke les (er is geen les volgende week). Tot dan!  

 Het huiswerk voor 10 mei is: 
 ▪ Lees in je leesboek  
 ▪ Cursus 6 formuleren §5, opdracht 1 en 2. 
 ▪ Cursus 8 Puzzelen - maak puzzel 9 (blz 269) en puzzel 12 (blz 271) je maakt de puzzel in je lesboek  
  

 

 

Tot volgende week op st Conleth's


  
  

Slide 23 - Tekstslide