6.1 t/m 6.7

Welkom

Leerlingen van 

G3 A en B.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Leerlingen van 

G3 A en B.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?

  • Huiswerk
  • Uitleg begin hoofdstuk 6
  • Maken opdrachten 6.1 t/m 6.7

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk

Zijn er vragen over de bouwstenen?

Slide 3 - Tekstslide

Toetsinformatie
Toets is in de toetsweek
Toets gaat over heel hoofdstuk 1
Voor de toets heb je 40 minuten de tijd. Weging is 1.
Hoe kun je leren?
Kijk nogmaals naar de opdrachten, bouwstenen en de extra uitgedeelde opdrachten.
Volgende les maken we een oefentoets!

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 6

We maken alvast een begin met hoofdstuk 6

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Uitleggen wat een markt is, en wie de vragers en aanbieders, consumenten en producenten zijn.
  • Uitleggen wat het verband is tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid en tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid van een product.
  • Een vraaglijn en een aanbodlijn tekenen.
  • De betalingsbereidheid en leveringsbereidheid bepalen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een markt?
  • Markt: geheel van vraag naar en aanbod van een product. Doordat vraag en aanbod samen komen ontstaat er een prijs.

  • Welke 'partijen' zijn er bij een markt?
  • Vragers: consumenten die de goederen/diensten kopen.
  • Aanbieders: producenten (bedrijven of de overheid) die goederen/diensten produceren.


Slide 7 - Tekstslide

Goederen & Diensten
Goederen
(tastbaar)
Diensten
(niet tastbaar)

Slide 8 - Tekstslide

Gaat het hier om een goed of een dienst?
GOEDEREN
DIENSTEN
Kapper knipt een klant
Sportschoenen kopen 
Brood bij de bakker kopen
Groenten bij de boer kopen
Fietsenmaker maakt je fiets
Schilder verft de muren

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Video

Beredeneer:
Vragers en aanbieders laten zich beïnvloeden door de prijs van het product.

  • Stijgt of daalt de prijs die consumenten moeten betalen als de vraag naar het product stijgt?
  • Als de vraag stijgt, stijgt de prijs

Slide 11 - Tekstslide

Verbanden leggen
  1. Wat gebeurt er met de vraag naar een product als de prijs stijgt?
  2. Als de prijs stijgt, daalt de vraag
  3. Als de prijs daalt, wat gebeurt er dan met de vraag?
  4. Als de prijs daalt, stijgt de vraag

  • Er is een negatief verband tussen de prijs en de vraag 

Slide 12 - Tekstslide

Vraaglijn
Vraaglijn: geeft het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid

Vraagfunctie: Qv = -20P + 100
Qv = aantal gevraagde producten
P = de prijs van het product in euro’s

  • Hoe zien we het negatieve verband?
  • Hoeveel producten worden er gevraagd als de prijs € 2 is?


Slide 13 - Tekstslide

Qv = -20P + 100
  •  Als P = 0 --> Qv = 100
  • Als Qv = 0 --> 

  • 0 = -20P + 100
  • 20P = 100 
  • P = 100 / 20 = € 5
  • Betalingsbereidheid: prijs die vragers maximaal bereid zijn te betalen

Slide 14 - Tekstslide

Verbanden leggen
  1. Wat gebeurt er met het aanbod van een product als de prijs stijgt?
  2. Als de prijs stijgt, stijgt het aanbod
  3. Als de prijs daalt, wat gebeurt er dan met het aanbod?
  4. Als de prijs daalt, daalt het aanbod

  • Er is een positief verband tussen de prijs en het aanbod 

Slide 15 - Tekstslide

Aanbodlijn
Aanbodlijn: geeft het verband tussen prijs en de aangeboden hoeveelheid

Aanbodfunctie: Qa = 40P – 50
Qa = aantal aangeboden producten
P = de prijs van het product in euro’s

  • Hoe zien we het positieve verband?
  • Hoeveel producten worden er aangeboden als de prijs € 2 is?


Slide 16 - Tekstslide

Qa = 40P – 50
  •  Als P = 0 --> Qa = -50 (kan je niet tekenen)
  • Als Qa = 0 --> 0 = 40P - 50
  •  -40P = -50
  • P = -50 / -40 = € 1,25

  • Leveringsbereidheid: prijs die aanbieders minimaal voor hun product vragen

Slide 17 - Tekstslide

Oefening
Vraagfunctie: Qv = -5P + 200
Aanbodfunctie: Qa = 8P - 20

Wat is de Qv bij P = 0, en wat is Qa bij P = 0?
Wat is P bij Qv = 0, en wat is P bij Qa = 0?

Wat is Qv en Qa bij een P van 10?

Slide 18 - Tekstslide

Qv = -5 x 0 + 200 = 200
Qa = 8 x 0 - 20 = -20

0 = -5P + 200
5P = 200
200 / 5 = 40

0 = 8P - 20
-8P = -20
-20 / -8 = 2,50
Qv = -5 x 10 - 200
Qv = -50 - 200
Qv = 150

Qa = 8 x 10 - 20
Qa = 80 - 20
Qa = 60

Slide 19 - Tekstslide

Ga aan de slag!

Maak opdracht 6.1 t/m 6.7

Tijd: Tot het eind van de les
Je mag zachtjes overleggen in tweetallen

Slide 20 - Tekstslide