2VWO - Grammatica - H4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Deze les

- Uitleg via LessonUp

- Log in, maar zet je scherm halfdicht tijdens de uitleg

- Taak

Grammatica - H4

• Samengestelde zinnen : hoofd- en bijzinnen 

• Voegwoorden

Lesdoel:

Na de les:

• weet je wat een samengestelde zin is
• weet je wat een hoofdzin en bijzin is 
• kan je de voegwoorden herkennen

Twee soorten zinnen

- Enkelvoudige zin (1 pv):

De docent roept de leerlingen.

De leerlingen stoppen met praten.

- Samengestelde zin (meer pv's):

De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin

- twee hoofdzinnen

- een hoofdzin en één of meerdere bijzinnen.

hoofdzin+ hoofdzin

-  in iedere hoofdzin pv +ow naast elkaar, er kan geen ander woord tussen!

-  altijd een nevenschikkend voegwoord: en, of, maar, want, dus

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

De docent roept de leerlingen en ze gaan door met praten.

De docent roept de leerlingen, want ze blijven praten.

De docent roept de leerlingen of roepen de leerlingen de docent?

De docent roept de leerlingen, maar ze stoppen niet met praten.

nevenschikkende voegwoorden | 

(ns vgw.)

 (DEWOM) 

dus     en     want      of      maar                  

hoofzin + bijzin(nen)

- in een hoofdzin pv+ ow naast elkaar er kan geen woord tusen
   staan.

- in een bijzin pv + ow staan niet naast elkaar of er kan wel een
   woord  tussen staan

- gekoppeld met een onderschikkend voegwoord . 

hoofzin + bijzin(nen)

Terwijl de leerlingen aan het praten waren, riep de docent : 'Stoppen!'

De docent riep door de klas omdat de leerlingen aan het praten waren.

De docent riep de leerlingen, daardoor stopten zij met praten 

onderschikkend voegwoord (os.vgw.)

wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, dat, 

 nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of ...

Kenmerken hoofdzin:

- OW en PV staan naast elkaar.

- PV staat vooraan in de zin.

- Komt vooraan te staan als je de zin
   vragend maakt.

Kenmerken bijzin:

- OW en PV staan niet naast elkaar

- PV staat achteraan de zin.

 

- Komt achteraan te staan als je de
   zin vragend maakt.

-

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Maak de zin vragend; dan komt de hoofdzin vooraan te staan 

2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.

3. Zoek van de zinnen alle PV's en OW's.

4. Probeer of je tussen de PV en OW een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.

1. Hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin

De tuin is nat, doordat het regent.

1. hoofdzin + hoofzin
2. hoofdzin + bijzin

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.

1. hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + hoofdzin + bijzin
3. hoofdzin + bijzin + bijzin

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.

1. HZ + HZ
2. HZ + BZ
3. BZ + HZ
4. BZ + BZ

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.

1. HZ + HZ
2. HZ + BZ
3. BZ + HZ
4. BZ + BZ

Taak week 24 

H4 Grammatica Zinsdelen.         : Opg. 1, 2, 3

H4 Grammatica Woordsoorten: Opg. 1, 2 en 5