Klimaten op aarde

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

3.1 klimaten op aarde

Leerdoelen

• Weet je wat het verschil is tussen weer en klimaat
  
• Kun je de kenmerken van de vijf hoofdklimaten noemen en aangeven waar ze voorkomen 
• Kun je bepalen of een klimaat op hoge of lage breedte voorkomt

 

Rond de evenaar (0° -30° NB/ZB)  = lage breedte
Vanaf 60° NB/ZB = hoge breedte

Klimaten op lage breedte

Tropisch regenwoudklimaat

• Niet kouder dan 18° graden Celsius.
• Iedere dag regen (neerslag).
• Géén seizoenen.
• Veel verschillende soorten planten.

Klimaten op lage breedte

Woestijnklimaat

• Tussen de 25 °C en 45 °C.
  
• Minder dan 250 mm neerslag per jaar (héél   weinig regen).
  
• Te droog voor boomgroei.
  

Klimaten op hoge breedte

Gematigd zeeklimaat

• Temperatuur wordt beïnvloed door de zee.
  
• Milde zomers en zachte winters (kleine temperatuurschillen).
• Loofbossen
  

Landklimaat

• Warme zomers en strenge winters (grote temperatuur verschillen).
• Naaldbossen
  

Klimaten op hoge breedte

Poolklimaat

• Altijd onder 0 °C.

Hooggebergteklimaat

• Altijd onder 0 graden Celcius.
• Gebied boven de 1500 meter

Op welke breedte ligt Nederland
en
Welk klimaat heeft Nederland?

1. Lage breedte
2. Hoge breedte
3. Gematigd zeeklimaat
4. Landklimaat

Aan de slag

Maak en lees de opdrachten van paragraaf 3.1 

1 t/m 6!!!!

Zachtjes overleggen

Klaar? Kijk je opdrachten na