Lezen 4: Betoog en Beschouwing Klas42

Nederlands
Lezen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Wat hebben we de vorige les gedaan?
- Vragen 
- Uitleg  Lezen Hoofdstuk 4
- Zelfstandig werken
- Bespreken van de antwoorden
- Lesafsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lezen 4
Betoog en beschouwing

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je wat een beschouwing en een betoog is.
Je kunt het verschil uitleggen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Betoog
(tekstdoel   overtuigen van de lezer
inhoud         mening/ standpunt van de schrijver
                          en argumenten
                         
kenmerk:     subjectief
                        (duidelijke mening van de schrijver)


                         

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

NuNederlands Lezen H4
Paragraaf 4.3:oefening 1, 2 
Zelfstandig werken, bespreken. Examenopdracht maken.
Volgende les: Paragraaf 4.4: oefening 1, 2 en examenopdracht

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Beschouwing
tekstdoel:   lezer aan het denken zetten / eigen mening  laten                              vormen  (opiniëren)
inhoud:        feiten en verschillende meningen                                
                        meerdere gezichtspunten/ voor- en nadelen 

kenmerk:   neutraal
                        (geen duidelijke mening van de schrijver)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welke tekstsoort zul je waarschijnlijk tegenkomen onder het kopje 'Nieuws en Achtergond'?

Slide 18 - Tekstslide

Welke tekstsoort zul je waarschijnlijk tegenkomen onder het kopje 'Column en Opinie'?

Slide 19 - Tekstslide

Waarom bodybuilding een gezonde sport is voor iedereen
Bodybuilding: de voor- en de nadelen
Betoog
Beschouwing

Slide 20 - Sleepvraag

Wat is het doel van een beschouwing?
A
overtuigen
B
overhalen
C
informeren
D
amuseren

Slide 21 - Quizvraag

Een betoog is..
A
subjectief
B
objectief

Slide 22 - Quizvraag

Wat vind je in de kern van een beschouwing?
A
meningen
B
feiten
C
mening van de schrijver
D
drogredenen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het doel van een betoog?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 24 - Quizvraag

Drogredenen: 
Generalisatie
Verkeerde vergelijking
Onjuiste oorzaak/gevolgrelatie
Onjuist beroep op autoriteit
Cirkelredenering

Slide 25 - Tekstslide

Typ hier een generalisatie:

Slide 26 - Open vraag

De juf moet meteen de chat beantwoorden vind ik, want ik stuur ook gewoon een bericht op zondag.
A
Generalisatie
B
Verkeerde vergelijking
C
Onjuiste oorzaak/gevolgrelatie
D
Cirkelredenering

Slide 27 - Quizvraag

Sinds mijn orthodontist geen mondkapje meer draagt is het aantal coronadoden gedaald, dus je kan beter geen mondkapje dragen.
Mijn orthodontist zegt dat het helemaal niet uitmaakt of je een mondkapje draagt, het helpt toch niets.
Onjuist beroep op autoriteit
Onjuiste oorzaak/gevolgrelatie

Slide 28 - Sleepvraag

Een computer is een nuttig apparaat, want je hebt er veel aan.
A
Dit is een cirkelredenering
B
Dit is geen cirkelredenering

Slide 29 - Quizvraag

Vals dilemma
Je doet alsof er maar 2 keuzes mogelijk zijn, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is.
Voorbeeld: "Lever je je schrijfopdracht niet in? Nu zal je je diploma niet halen en de rest van je leven vakken moeten vullen."

Slide 30 - Tekstslide

Persoonlijke aanval

Iemand persoonlijk belachelijk maken, terwijl je geen goed argument hebt.
Voorbeeld: "Wat weet iemand die dit soort schoenen draagt nou van vrouwen versieren?"

Slide 31 - Tekstslide

Gevoel bespelen van het publiek
Beroep doen op het gevoel van het publiek, in plaats van een argument te geven.
Voorbeeld: "Bananen eten is een slecht idee, want we weten toch allemaal hoe stom iemand eruitziet die een banaan eet!?"

Slide 32 - Tekstslide

Vertekenen van het standpunt
Ook wel genoemd: woorden in de mond leggen.
Voorbeeld: "Ik sta nog 20 cm van de stoep af zeg je? Jij bent vast zo'n man die vindt zeker dat alle vrouwen niet kunnen parkeren!"

Slide 33 - Tekstslide

"Jullie zijn natuurlijk allemaal slim genoeg om mijn standpunt te begrijpen."
A
Dit is een vertekenen van het standpunt
B
Dit is een persoonlijke aanval
C
Dit is het gevoel van het publiek bespelen
D
Dit is een generalisatie

Slide 34 - Quizvraag

Het coronavirus is niet veroorzaakt door een vleermuis, dus het moet wel van aliens afkomstig zijn.
Tim zei dat aliens niet bestaan. Hij gelooft zeker alleen maar in God.
Vals dilemma
Vertekenen van het standpunt

Slide 35 - Sleepvraag

NuNederlands Lezen H4
Paragraaf 4.3:oefening 1, 2 
Zelfstandig werken, bespreken. Examenopdracht maken.
Volgende les: Paragraaf 4.4: oefening 1, 2 en examenopdracht

Slide 36 - Tekstslide

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Afsluiting les 
- Wat vond je van deze les? 


Slide 38 - Tekstslide