3.13 t/m 3.19

Welkom!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les

  • Herhalingsvragen
  • Uitleg
  • Maken opdracht 3.13 t/m 3.19




Slide 2 - Tekstslide

Wat is rente?
A
Een vergoeding omdat je geld van de bank spaart
B
Geld voor een extra lening
C
Meer geld te besteden hebben
D
Het bedrag dat je moet aflossen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door inflatie kan je...
A
meer besteden, daardoor wordt koopkracht meer
B
minder besteden, daardoor wordt koopkracht minder
C
Meer besteden, daardoor wordt koopkracht minder
D
Minder besteden, daardoor wordt koopkracht meer

Slide 4 - Quizvraag

Als je een percentage wilt berekenen gebruik je de formule:
A
Deel x geheel : 100
B
Deel : geheel x 100
C
Geheel x deel : 100
D
Geheel : deel x 100

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen

  • Procentuele veranderingen berekenen
  • Renteberekeningen maken over verschillende periodes, zoals over maanden
  • Je kan rente over rente berekenen (samengestelde rente)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen met een daling
Een product kostte eerst 14,50 euro. Nu is de prijs gedaald naar 11 euro.
(nieuw - oud) : oud x 100 = 

Nieuw = 11 euro
Oud = 14,50 euro
(11 - 14,50) : 14,50 x 100 = -24,13% --> -24,1%

Slide 8 - Tekstslide

De prijs van een fiets was 370 euro.
Nu is de fiets 420 euro.

1. Is er inflatie of deflatie?
2. Wat is de procentuele verandering van  de prijs van de fiets?

nieuw =

oud =

(nieuw   -   oud)   :   oud   x  100 = 
timer
1:30

Slide 9 - Tekstslide

De prijs van een fiets was 370 euro.
Nu is de fiets 420 euro.
1. Is er inflatie of deflatie?
2. Wat is de procentuele verandering van   de prijs van de fiets?
nieuw = 420 euro
oud = 370 euro

(nieuw   -   oud)   :   oud   x  100 = 
(420 - 370) : 370 x 100 = 13,51%

Slide 10 - Tekstslide

Een prijs van een RedBull was eerst €1,29 en nu €1,49. Bereken de procentuele prijsverandering.
(nieuw - oud) : oud x 100%
A
12,5%
B
15,5%
C
16,5%
D
18,5%

Slide 11 - Quizvraag

Samengestelde rente
Interest is een ander woord voor rente
Als je je spaargeld op een spaarrekening laat staan en je neemt niks op, dan krijg je het volgende jaar naast de rente over het oorspronkelijke bedrag ook nog rente over rente = samengestelde rente (interest)



Slide 12 - Tekstslide

Samengestelde rente berekenen
Stel je hebt € 1.000 en je krijgt 4% rente = €40 rente aan het einde van het jaar --> € 1.040 eind jaar 1
Dan krijg je het tweede jaar rente over € 1.040 en niet alleen over € 1.000!
  1. € 1.040 / 100 x 4 of € 1.040 x 0,04 = €41,60
       € 1.040 + € 41,60 = € 1.081,60
   2. € 1.040 x 1,04 = € 1.081,60 = rekenen met een groeifactor


Stel: je hebt € 1.000 en je krijgt 4% rente = 
€40 rente aan het einde van het jaar --> € 1.040 eind jaar 1
Dan krijg je het tweede jaar rente over € 1.040 en niet alleen over € 1.000!
  1. € 1.040 / 100 x 4 of € 1.040 x 0,04 = €41,60
       € 1.040 + € 41,60 = € 1.081,60
   2. € 1.040 x 1,04 = € 1.081,60

Stel de rente is 4% en je wil alleen het rentebedrag uitrekenen --> x 0,04
Stel de rente is 4% en je wil het totale spaarbedrag uitrekenen --> x 1,04 = groeifactor



Slide 13 - Tekstslide

Samengestelde rente
Voorbeeld: Je hebt €1200 spaargeld. De rentepercentage is 0,5%
Wat is de groeifactor? Wat is je spaarbedrag na 1 jaar en na 3 jaar?
  • Rentepercentage: 0,5 : 100 = 0,005
  • Groeifactor: 1 + 0,005 = 1,005
  • na 1 jaar is je spaartegoed = €1200 x 1,005 = €1206
  • na 3 jaar is je spaartegoed = €1200 x 1,005 x 1,005 x 1,005 = €1218,09
Maar dit kan je sneller uitrekenen door middel van machten:
  • Na 3 jaar = 1200 x 1,0053 = 1218,09

Slide 14 - Tekstslide

Groeifactor = 1 + (rentepercentage : 100) 

Voorbeeld: Melissa heeft €1800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 3% rente. Bereken de rente na 1 jaar en 3 jaar. 

Na 1 jaar: 1800 x 1,03
Alex heeft €1800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 4,5% rente. Bereken de rente na 3 jaar. 
Enkelvoudige rente
P = 4,5 : 100 = 0,045
0,045 x 1800 x 3 = 243,00

Rentebedrag = 243,00
Na 3 jaar op spaarrekening: 
1800 + 243,00 = 2.043,00


Samengestelde rente
1800 x (1 + 0,045)3 = 
1800 x 1,0453 = 2054,10

Na 3 jaar op spaarrekening dus 2054,10 euro.

Rentebedrag - 2054,10 - 1800 = 254,10

Slide 15 - Tekstslide

Oefensom
Julia begint een spaarrekening van 2000 euro. Voor de spaarrekening krijgt ze 3,8% rente per jaar. Ze heeft de spaarrekening voor 4 jaar. Bereken het spaarbedrag na 4 jaar

  • Groeifactor: 1 + (3,8 : 100) = 1,038
  • 2000 x 1,0384  = 2.321,77 euro
  • Rentebedrag = 2.321,77 - 2.000 = 321,77 euro

Slide 16 - Tekstslide

Ga aan de slag!
Maak opdracht 3.13 t/m 3.19

Tijd: tot aan het eind van de les
Je mag zachtjes overleggen in tweetallen
Je mag oortjes in, alleen voor muziek

Klaar? Werk verder aan een ander vak
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide