Intro en rekenvaardigheden

Havo 4 bedrijfseconomie 2022-2023
  1. Pak je boek
  2. Bekijk de inhoudsopgave
  3. Welke hoofdstukken spreken je aan?
  4.  Noteer het getal van 2 hoofdstukken die je interessant lijken
  5. Noteer het geval van 2 hoofdstukken die je minder interessant lijken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Havo 4 bedrijfseconomie 2022-2023
  1. Pak je boek
  2. Bekijk de inhoudsopgave
  3. Welke hoofdstukken spreken je aan?
  4.  Noteer het getal van 2 hoofdstukken die je interessant lijken
  5. Noteer het geval van 2 hoofdstukken die je minder interessant lijken

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  1. Doornemen boek
  2. Planning periode 1
  3. Leerdoelen deze les
  4. Herhaling van procenten
  5. Oefenen met procenten
  6. Herhaling van gemiddeldes
  7. Oefenen met gemiddeldes
  8. Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

h1.1 leerdoelen
  • Ik ken de begrippen % en promille
  • Ik kan een % en promille uitrekenen 
  • Ik kan van deel naar geheel berekenen met % 
  • Ik kan van geheel naar deel bereken met % en promilles
  • Ik kan een procentuele stijging / daling uitrekenen
  • Ik ken de begrippen Brutowinst, Resultaat voor belasting, Afzet en Omzet

Slide 3 - Tekstslide

Welke hoofdstukken spreken je het meest aan?

Slide 4 - Woordweb

Welke hoofdstukken spreken je het minst aan?

Slide 5 - Woordweb

Woordenschat bij bedrijfseconomie
Verkoopprijs
Inkoopprijs
Omzet
Afzet
Brutowinst
Overige (bedrijfs) kosten
Resultaat voor belasting

Opdracht: 
  1. Noteer de woorden in je schrift 
  2. Zoek in paragraaf 1.1
    een definitie voor ieder woord. 
  3. Niets gevonden? Noteer maximaal een ?
  4. Overleg met diegene naast je. Kom tot 1 definitie per woord of een maximaal 2 x een ? 
  5. We bespreken de antwoorden, ieder van ee 2tal kan gevraagd worden

Slide 6 - Tekstslide

Procenten
  • Deel van geheel
  • 1% = 1 / 100 van iets
  • Bijvoorbeeld 1 Eurocent t.o.v. 1 Euro
  • Geheel van deel
  • 25%  = 25 eurocent dus 1 euro = 100%


  • Procentuele verandering: 
  • Een stijging van € 100 naar € 110 is een toename van € 10 of 


  • Deze formule ken je misschien als
  • (Nieuw - Oud)/ Oud x 100%

100(110100)100

Slide 7 - Tekstslide

Promilles ‰
  • Deel van geheel
  • 1 = 1 / 1000 van iets
  • Bijvoorbeeld 1 Eurocent t.o.v. 10 Euro
  • Geheel van deel
  • 25‰  = 25 eurocent dus 1 euro = 1000 %


  • Eigenlijk is een promille dus hetzelfde als een procent

  • Maar dan delen of vermenigvuldigen met 1000!

Slide 8 - Tekstslide

Er zijn 200 auto's te huur bij autobedrijf A.
Er is 80 % verhuurd. Hoeveel auto's zijn dit?
A
150
B
140
C
180
D
160

Slide 9 - Quizvraag

Autobedrijf B heeft 30 auto's verhuurd, dit is 40% van hun totale aantal auto's.
Hoeveel auto's heeft Autobedrijf B?
A
60
B
80
C
90
D
75

Slide 10 - Quizvraag

Autobedrijf C geeft een leeftijdskorting op hun te huren auto's.
Mika is 27. De autohuur is normaal € 800
Hoeveel moet Mika betalen?
A
563
B
600
C
584
D
525

Slide 11 - Quizvraag

Autobedrijf C geeft een leeftijdskorting op hun te huren auto's.
Irza moet € 420 euro betalen voor een auto die normaal € 700 kost. Hoe oud is Irza?
A
35
B
40
C
50
D
45

Slide 12 - Quizvraag

Autobedrijf D heeft hogere kosten verhoogt hun verhuurprijs van 700 naar 840 euro voor een week.
Met hoeveel % is de auto in prijs gestegen?
A
25
B
30
C
15
D
20

Slide 13 - Quizvraag

Oefenen
  • Maak voor jezelf opgaves 1.1 en 1.2
  • Controleer je antwoord met je buurman/vrouw
  • Vertel hoe je tot een oplossing komt, welke manier je gebruikt.
  • Kom je er dan samen niet uit? 
  • Hulplijnen (in volgorde)
  • Voorbeelden boek (bladzijden 10 t/m 13)
  •  een ander tweetal
  • Docent 

Slide 14 - Tekstslide