Week 5 - Lesson 1

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Week 5 - Lesson 1

Planning

1. Read book

2. Plurals

3. Homework

Read your book

In silence!

Singular & Plural

Enkelvoud & Meervoud

Hoe maak je meervouden in het Engels?

De algemene regel is:

Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld:

One boy --> two boys

One apple --> three apples

One house --> four houses

Onthoud: nooit 's! 

Medeklinker + Y

Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de algemene regel.

De uitzonderingen zijn: 

1. Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies

Voorbeeld: 

One hobby --> two hobbies

One story --> three stories

Woorden op F of FE

2. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves

Voorbeeld:

one knife - two knives

one wife - three wives

one life - four lives

one calf - ten calves

S-klanken

3. Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es

Voorbeeld:

one bus --> two buses 

one business --> two businesses

one wish --> two wishes

one witch --> two witches

one box --> two boxes 

Uit je hoofd leren (1/3)

Volgende woorden hebben maar 1 vorm

glasses (bril), jeans, panties, tights, shorts, pyjamas,trousers , pants, leggings, sheep, deer, fish

Uit je hoofd leren (2/3)

Volgende woorden veranderen in spelling

Voorbeeld:

one man - two men

one woman - two women

one child - two children

one mouse - two mice

one goose - two geese

one person - two people

Uit je hoofd leren (3/3)

Volgende woorden veranderen in spelling

Voorbeeld:

one tooth - two teeth

one foot - two feet

one tomato - two tomatoes

one potato - two potatoes

one hero - two heroes

Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels

1. Er een 's achter zetten
2. Er een -s achter zetten
3. Niks, alle woorden zijn meervoud
4. A, B en C zijn goed.

Wat is het meervoud van girl?

1. Girl's
2. Girl
3. Girls
4. A,B,C zijn goed

Wat is het meervoud van baby

1. baby's
2. babys
3. babies
4. babbies

Wat is het meervoud van toy

1. toys
2. toies
3. toy's
4. toyses

Wat is het meervoud van knife

1. Knifes
2. Knive
3. two pairs of knife
4. Knives

Wat is het meervoud van bus?

1. Buses
2. Busses
3. Bus
4. Bussen

Wat is het meervoud van witch

1. wishes
2. witches
3. witchs
4. witch

Wat is het meervoud van sheep

1. Sheep's
2. Sheeps
3. Sheep
4. A, B en C zijn goed

Wat is het meervoud van a pair of shorts

1. short
2. shorts
3. short's
4. shorten

Homework

* Do page 21

* Study grammar rules

* Study vocabulary