Lesweek 17

Persoonlijke verzorging
                      W2
Lesweek 17
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Persoonlijke verzorging
                      W2
Lesweek 17

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les hebben we globaal de lesstof van W2 herhaald.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je je goed kunt voorbereiden op de toets.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Toets praktische informatie
  • Globale theorie W2
  • Oefentoets

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets W2 + W3
Woensdag 19 januari
8:45-10:45 S21C
11:00-13:00 S21A
13:15 - 15:15 S21B

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding toets
Maak gebruik van de lesplanner!
Maak gebruik van de oefentoets!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Globale theorie W2
  • Toets praktische informatie
  • Globale theorie W2
  • Oefentoets

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marieke is een vrouw van 25 jaar. Op haar 12e kreeg ze een ernstig autorongeluk en raakte daarbij volledig blind en spastisch.
Welke beperking(en) heeft Marieke opgelopen tijdens dit ongeluk?
Spraak- en taalstoornis
Zintuigelijke beperking
Orgaanbeperking
Motorische beperking
Waar
Waar
Niet waar
Niet waar

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is afasie?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een progressieve ziekte?
A
Een ziekte die meestal niet overgaat en die niet verslechtert of verbetert. Je moet ermee leren omgaan.
B
Een ziekte waarvan de symptomen steeds erger worden; je krijgt er steeds meer last van.
C
Een ziekte die ontstaat doordat het eigen afweersysteem de lichaamscellen kapotmaakt.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Theorie les 
Pak je aantekeningen/notities erbij

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziekten en aandoeningen kunnen veel verschillende oorzaken hebben, maar er zijn twee hoofdgroepen: inwendige en uitwendige oorzaken.

Ziekten en aandoeningen met inwendige oorzaken zijn bijvoorbeeld:
- ziekten en aandoeningen door een bepaalde erfelijke aanleg; 
- aangeboren ziekten; is een ziekte die voor, tijdens of vlak na geboorte is ontstaan.
- auto-immuunziekten: Er is sprake van een auto-immuunziekte als het lichaam eigen lichaamscellen gaat afbreken alsof ze lichaamsvreemd zijn.

Bij uitwendige oorzaken zijn invloeden van buitenaf de oorzaak van ziekten en aandoeningen. Er zijn veel verschillende oorzaken mogelijk:
- mechanisch: geweld op het lichaam, bijvoorbeeld door een verkeersongeval; 
- hoge of lage temperaturen (verbranding, bevriezing); 
- leefstijl, zoals roken, alcohol, drugs, te weinig bewegen, ongezond eten, onveilig vrijen; 
micro-organismen, kunnen infectieziekten veroorzaken door bijvoorbeeld een virus of bacterie; 
- macro-organismen, zoals hoofdluis, aarsmade en spoelworm.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een infectieziekte is een ziekte veroorzaakt door schadelijke micro-organismen (ziekteverwekkers) die het lichaam zijn binnengedrongen

Micro-organismen zijn levende wezentjes (organismen), zoals bacteriën, virussen en schimmels, die je alleen met een microscoop of vergrootglas kunt zien.
Van de meeste micro-organismen word je niet ziek, zij zijn juist nuttig.
Macro-organismen zijn organismen die je met het blote oog kunt zien

Een bacterie is een zeer klein eencellig levend micro-organisme dat zich vermenigvuldigd door celdeling.         bacteriële infecties kun je met antibiotica bestrijden
Een virus is een zeer klein organisme (kleiner dan een bacterie) dat zich niet zelfstandig kan voortplanten.          Virus infecties kun je niet met antibiotica bestrijden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn vier manieren waarop micro-organisme ons lichaam binnen dringen:
- Via de luchtwegen. Als er in de lucht micro-organismen zweven, kun je die inademen. Het is bekend dat een verkouden persoon door niezen en hoesten virussen in de lucht brengt. Een ander ademt deze lucht met virussen in en kan zo ook een verkoudheid oplopen.  


- Via de huid en slijmvliezen. De huid en de slijmvliezen hebben als taak het lichaam te beschermen, bijvoorbeeld tegen het binnendringen van micro-organismen. Bij een beschadigde huid (een wond) kunnen ziekmakende micro-organismen het lichaam binnendringen.



- Via het maag-darmkanaal. Door het eten of drinken van besmette waren kun je ziek worden.



- Via het bloed. Als besmet bloed in contact komt met een gezond persoon, kan die persoon ook ziek worden. Er is dan sprake van bloed-bloedcontact. Voorbeelden daarvan zijn je prikken aan een gebruikte injectienaald en seksueel contact.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectie cyclus:
De incubatietijd van een ziekte is de tijd tussen de besmetting met ziekteverwekkers en het uitbreken van ziekte die daarvan het gevolg is.

Slide 14 - Tekstslide

1. bacterien, virussen, parasieten
2. Plaats waar de micro-organisme zich bevind. Dit kan zijn in of op mensen en dieren maar ook in de omgeving, zoals besmet voedsel of in de lucht
3. via de huid, de longen, blaas, darmen
4. loopt via contact via de lucht, of via insecten of andere dieren
5. de plaats waar de micro-organisme het lichaam binnen treed. Dit kunnen de luchtwegen, het maag-darmkanaal en slijmvliezen zijn
6. De gevoeligheid is afhankelijk van iemands aanleg en afweer
Infectie cyclus:
1. bacterien, virussen, parasieten
2. Plaats waar de micro-organisme zich bevind. Dit kan zijn in of op mensen en dieren maar ook in de omgeving, zoals besmet voedsel of in de lucht
3. via de huid, de longen, blaas, darmen
4. loopt via contact via de lucht, of via insecten of andere dieren
5. de plaats waar de micro-organisme het lichaam binnen treed. Dit kunnen de luchtwegen, het maag-darmkanaal en slijmvliezen zijn
6. De gevoeligheid is afhankelijk van iemands aanleg en afweer

Slide 15 - Tekstslide

1. bacterien, virussen, parasieten
2. Plaats waar de micro-organisme zich bevind. Dit kan zijn in of op mensen en dieren maar ook in de omgeving, zoals besmet voedsel of in de lucht
3. via de huid, de longen, blaas, darmen
4. loopt via contact via de lucht, of via insecten of andere dieren
5. de plaats waar de micro-organisme het lichaam binnen treed. Dit kunnen de luchtwegen, het maag-darmkanaal en slijmvliezen zijn
6. De gevoeligheid is afhankelijk van iemands aanleg en afweer
LET OP:

Een besmetting is het overgaan van ziektekiemen, de overdracht van ziekte op iemand anders. Een besmetting kan zonder infectie verlopen bij iemand met voldoende weerstand.

Een infectie is een besmetting met ziektekiemen, die zich vermeerderen. Het lichaam reageert hierop met een afweerreactie. Een infectie kan ontstaan als iemand kwetsbaar is of als er veel of zeer agressieve ziekteverwekkers het lichaam binnentreden.

Een ontsteking is een reactie in je lichaam op een prikkel van buiten of schade aan het weefsel. De beschadiging kan ontstaan door een scherp voorwerp, een infectie met ziekteverwekkers, giftige/irriterende stoffen of een stoornis in de reactie van je afweersysteem.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lichaam verdedigt zich op verschillende manieren tegen ziekteverwekkers. Een belangrijke taak is weggelegd voor het immuunsysteem.

Het immuunsysteem (afweersysteem) is het verdedigingsmechanisme van het menselijk lichaam dat bestaat uit een algemene weerstand (weerstand tegen ‘alle’ ziekten) en een specifieke weerstand (weerstand tegen een bepaalde ziekte).

Een gezond lichaam beschikt over een slim afweersysteem dat voor een specifieke bescherming zorgt, de specifieke weerstand. Dit houdt in dat het lichaam gericht antistoffen (antilichamen) aanmaakt tegen een bepaalde ziekte na infectie met of vaccinatie tegen deze ziekte. Deze antistoffen worden ook wel immuunstoffen genoemd. 

Je lichaam kan zelf antistoffen maken maar kan ook hulp krijgen van een inenting.  (denk aan de griepprik)

Slide 17 - Tekstslide

Als je gezond leeft dan creëer je zelf een algemene weerstand. 


Chronische ziekte: 
Een chronische ziekte gaat meestal niet over. Behandeling is meestal gericht op het verlichten van klachten en het leren leven met de ziekte. Een voorbeeld van een chronische ziekte is diabetes mellitus. 

Progressieve ziekte:
zijn chronisch. Bijzonder is dat de klachten steeds erger worden. Voorbeelden van progressieve ziektes zijn ALS en dementie. 

Degeneratieve ziektes:
ontstaan doordat het lichaam 'verslijt'. Dit gebeurt bij het ouder worden, maar kan ook ontstaan door verwaarlozing van het lichaam, bijvoorbeeld bij eetstoornissen waarbij het lichaam structureel te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt. Voorbeeld van degeneratieve ziekte is osteoporose (botontkalking) 

Auto-immuunziektes:
zijn ziektes die ontstaan wanneer het afweersysteem (immuunsysteem) van het lichaam de eigen lichaamscellen aantast. Normaal valt het afweersysteem alleen lichaamsvreemde cellen aan, zoals ziekteverwekkers, bij een auto-immuunziekte gaat er dus iets verkeerd. Voorbeelden van auto-immuunziektes zijn MS (de uitlopers van de zenuwcellen naar de spieren worden aangetast) en diabetes mellitus (de Eilandjes van Langerhans op de alvleesklier die insuline produceren worden aangetast).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Thieme Meulenhoff opdrachten maken
Boek persoonlijke verzorging
Thema 1.4: 2AC, 3BCD, 5AD, 7ABCD, 8B, 10AB

Boek persoonlijk begeleider GHZ
Thema 9.28: 1A, 4A

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies